Een cynicus is iemand die de prijs kent van alles en de waarde van niets.’ Deze beroemde uitspraak van Oscar Wilde lijkt toepasselijk nu de rechter Royal Dutch Shell woensdag, een week na de aandeelhoudersvergadering, stevig op zijn plaats heeft gezet. Tijdens die vergadering verleenden de aandeelhouders het bestuur decharge voor het gevoerde beleid. De strategie en de cijfers werden goedgekeurd. De prijs van klimaatverandering en maatschappelijke verantwoordelijkheid leek goed te zijn ingeschat. Men had echter buiten de waard(e) gerekend, nu de rechtbank het bedrijf sommeert om de uitstoot van broeikasgassen voor 2030 met 45% terug te brengen ten opzichte van 2019.

De uitspraak van de rechter is baanbrekend. Bedrijven blijken zich te moeten houden aan internationale afspraken die direct ingrijpen op essentiële rechten van burgers. Belangrijker is echter het signaal dat de rechtbank afgeeft aan bedrijven om zich stelselmatig te bezinnen op de verhouding tussen de waarde die zij onttrekken en de waarde die zij creëren voor zichzelf, de medewerkers, de aandeelhouders, de samenleving en de natuur. Hoeveel waarde wordt er door een bedrijf netto geschapen en hoe wordt de waarde – onttrokken en gecreëerd – verdeeld over de stakeholders? Daarmee geeft de rechter invulling aan de bepalingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ter bescherming van mensenrechten en het klimaat – en neemt daarmee alvast een voorschot op naderende Europese regelgeving.

Dit vraagstuk roept om een nieuwe bestuursfilosofie en een andere governance. Klimaatverandering en duurzaamheid, zo geeft Shell op haar website aan, vallen onder de verantwoordelijkheid van de ceo en het Executive Committee. Binnen dat comité waakt de cfo over een zorgvuldig financieel beheer. Maar de vraag is of dat nog langer genoeg is. Nu blijkt immers dat de kosten die het bedrijf sinds de oprichting afwentelt op de samenleving door de rechter niet langer aanvaardbaar worden geacht. Het gaat blijkbaar niet langer om een verantwoorde kostenafweging tot uitdrukking komend in een geconsolideerd financieel statement. De onderneming is genoodzaakt een integrale waardebepaling te maken. Het begrip waarde moet daarbij breed worden opgevat. Professor Mervyn King, voormalig voorzitter van het Zuid-Afrikaanse Corporate Governance Committee, roept in dit kader op tot een herwaardering van de rol van de cfo. Deze dient zich te ontwikkelen tot een chief value officer (cvo), om naast de financiële waarde ook een adequate inschatting te kunnen maken van de gecreëerde en de onttrokken sociale waarde en milieuwaarde:

‘The cvo has to report all assets available to the company and this includes natural assets. They need to report to the board on the financials and the non-financial aspects, including the company’s impact on the economy, society and environment.’

Wie naar het financieel jaarverslag van Shell kijkt, ziet aanzetten tot verandering. De vraag is echter hoe geïntegreerd de aanpak is in het licht van de bijdrage van het bedrijf aan klimaatverandering. Weliswaar beoogt Shell steeds minder CO2 uit te stoten, maar consument en maatschappij bepalen het tempo. Adopteert de samenleving snel nieuwe, meer klimaatneutrale energieoplossingen, dan kan Shell snel schakelen. ‘Als we echter veel sneller bewegen dan de samenleving, dan riskeren we dat onze investeringen in technologieën, markten en koolstofarme producten niet succesvol zijn’ – met alle gevolgen van dien voor Shell’s ‘verdiensten, kasstromen en financiële conditie’. Hier lijkt toch vooral een cfo aan het woord, die zorgvuldig kijkt naar de prijs van het handelen van Shell. We horen in ieder geval nog niet een cvo, die zich breed oriënteert op een breder waardebegrip.

Concreet betekent dit dat de aandacht voor duurzaamheid zich dient te verbreden. Waar recent de rol van de chief sustainability officer in opkomst lijkt bij ondernemingen in Europa en de Verenigde Staten, daar dient juist de cfo-functie te worden versterkt vanuit een breed, duurzaam gedreven waardedenken en te transformeren naar een rol van cvo. Die cvo krijgt een sterkere rol als regisseur. Een cvo dient de kaders te bepalen waarin bedrijfsonderdelen zoals upstream (exploratie en productie) en downstream (gericht op de consument) hun activiteiten kunnen ontwikkelen.

Dat kan de cvo niet alleen. Het vraagt om een brede aanpassing van de governance, die start met de erkenning dat het in het zakenleven niet enkel gaat om de prijs: het gaat in de eerste plaats om de waarde en de verantwoorde verdeling over de samenleving, de aandeelhouders, de werknemers, de natuur en de toekomstige generaties.

Kan Shell in hoger beroep alsnog ontsnappen aan de noodzaak tot denken in brede waarde? Wie daarop gokt, vergist zich. De druk op Shell, maar ook op concurrenten als ExxonMobil en Chevron, neemt van alle kanten toe. Niet alleen rechters en bewegingen als Follow This, maar ook ngo’s en institutionele beleggers eisen serieuze klimaatambities en boeken daarin steeds meer resultaat. De eisen worden ook harder, vooral vanuit de Europese Unie. Ook diens Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) dwingt bedrijven om hun waardevernietiging expliciet te laten zien. En ja, dat is op lange termijn ook beter voor aandeelhouders.

Harry Hummels is hoogleraar aan de economische faculteiten van de universiteiten van Maastricht en Utrecht. Willem Schramade is auteur van het boek Duurzaam Kapitalisme en verbonden aan het Erasmus Platform for Sustainable Value Creation van de Erasmus Universiteit.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het FD en met toestemming van de auteurs overgenomen.