Ons wetboek kent nog geen harde ‘maatschappelijke zorgplicht’ voor bestuurders van bedrijven. Ook is de Corporate Sustainability Due Diligence (CSDD) richtlijn van de Europese Commissie nog niet geïmplementeerd. Maar of bestuurders ‘het klimaat links kunnen laten liggen’, zoals Sophie Kuijpers recentelijk in een opiniestuk heeft uiteengezet naar aanleiding van de dreigende klimaatzaak tegen het bestuur van Shell, is zeer de vraag.

In theorie kunnen bestuurders ook zonder expliciete wettelijke grondslag persoonlijk onrechtmatig handelen vanwege de bovenmatige broeikasgasuitstoot van het bedrijf. Een rechtsplicht van de bestuurder kan namelijk ook worden gebaseerd op een open norm uit het aansprakelijkheidsrecht. Zo’n open norm – en dan in het bijzonder de norm dat het onrechtmatig is te handelen ‘in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’ (artikel 6:162 lid 2 BW) – kan nader invulling krijgen op basis van maatschappelijke ontwikkelingen, soft law, best practices, ons stakeholder-model en klimaatwetenschappelijke inzichten. Dit is ook wat er gebeurde in de zaak van Milieudefensie tegen de rechtspersoon Shell; en we weten hoe de rechtbank daar heeft geoordeeld.

Maar toegegeven, over de persoonlijke klimaatverplichtingen van bestuurders kun je twisten. Dat is echter niet waarop de bestuurders van Shell worden aangesproken. Milieudefensie wil het bestuur aansprakelijk stellen voor het niet-naleven van het klimaatvonnis. In dat vonnis wordt Shell veroordeeld om per 2030 zijn scope 1, 2 en 3-emissies met netto 45% te reduceren. Hoewel Shell meer gaat inzetten op hernieuwbare energiebronnen, zal het bedrijf tot 2030 haast onverminderd veel olie en gas op de markt brengen. Met het huidige beleid koersen ze op circa 5% netto reductie van scope 3 in 2030. Oftewel, dat is in strijd met het vonnis.

Shell meent dat hun huidige plannen verenigbaar zijn met de klimaatdoelen van het Parijs-akkoord, en wellicht krijgen ze in hoger beroep daarover gelijk. Maar feit blijft dat totdat een hogere rechter het vonnis van tafel veegt (als dat al gebeurt) Shell verplicht is om de 45% norm te halen. Bestuurders moeten zich ervoor inspannen dat de rechtspersoon zijn rechtsplichten naleeft. Wanneer beleid haaks ingaat op een rechterlijk bevel, handelen bestuurders mogelijk persoonlijk onrechtmatig. Dat heeft niets te maken met een ‘maatschappelijke zorgplicht’, maar met de verplichting dat je gehoor moet geven aan een rechterlijk bevel. Op de schending van deze rechtsplicht kan aansprakelijkheid volgen.

Overigens hoeft de aansprakelijkheid niet gelijk te betekenen, zoals de Kuijpers stelt, dat ‘Ben van Beurden van zijn persoonlijke bankrekening moet betalen voor het niet-volgen van het vonnis’. Het gaat immers niet om een vordering tot schadevergoeding (daarvoor gelden aanvullende, strengere vereisten) maar om een rechterlijk bevel.

Bij een rechterlijk bevel wordt de rechter ‘slechts’ gevraagd om een rechtsplicht te concretiseren en daaraan een gebod of verbod te verbinden. Om het bevel kracht bij te zetten, zou eventueel in een vervolgprocedure een dwangsom kunnen worden gevorderd. Maar tot zo ver zijn in de Nederlandse klimaatrechtszaken nog geen dwangmiddelen ingezet. Kennelijk is het Urgenda en Milieudefensie (vooralsnog) met name te doen om de klimaatverplichtingen juridisch te verankeren.

Of de verplichting nou voortvloeit uit een klimaatvonnis of een ongeschreven norm, de vrijblijvendheid is er onderhand wel vanaf: bestuurders moeten het klimaat serieus nemen.

Mr. Dr. Tim Bleeker, universitair docent aan de Vrije Universiteit en coördinator van de master ‘International Business Law: Climate Change & Corporations’. Hij is gepromoveerd op bestuurdersaansprakelijkheid voor milieuovertredingen.

Dit opinie-artikel is na redactie ook verschenen op de website van Het Financiële Dagblad en de oorspronkelijke tekst is met toestemming van de auteur hier gepubliceerd.