In Nederland is er een enorme toename in de capaciteit van hernieuwbare energie, met name wat betreft zonnepanelen op daken. In 2022 was Nederland zelfs de onbetwiste Europese leider in zonne-energie: 14% van alle opgewekte elektriciteit kwam van zonnepanelen – 2% meer dan het zonnige Spanje. Naarmate deze capaciteit groeit, worden we steeds vaker geconfronteerd met een vervelende bijwerking: negatieve stroomprijzen. Bedrijven met zonnepanelen moeten zich daarop aanpassen.

Negatieve energieprijzen ontstaan als het energieaanbod hoger is dan de vraag. Wanneer het aanbod vooral bestaat uit energiecentrales, is zo’n situatie relatief makkelijk op te lossen: je zet de centrales op een iets lager pitje. Maar zonnepanelen zijn veel lastiger te regelen. Ze liggen niet alleen in zonneweides maar ook op de daken van woningen en bedrijven. Daarom kan er bij bijzonder zonnig weer een overschot aan elektriciteitsaanbod ontstaan. Bij meer aanbod dan vraag dalen de prijzen en bij een overschot ontstaan zelfs negatieve prijzen. In dergelijke gevallen kost het dus geld om elektriciteit aan het net toe te voegen. En deze kosten kunnen flink oplopen, waarbij het wel 400 €/MWh of meer kan kosten om elektriciteit te leveren, zoals in het Pinksterweekend 2023. Op 2 juli werd zelfs een historisch dieptepunt bereikt van -500 €/MWh!

Door de vorderende energietransitie hebben we steeds vaker te maken met negatieve stroomprijzen. In juli stond de teller al op 192, terwijl het voorgaande jaar er ‘slechts’ 85 waren. En waar negatieve prijzen eerder beperkt bleven tot weekenduren, zien we ze inmiddels ook steeds vaker tijdens werkdagen.

De business case van ‘zon op dak’ verandert

Voor ondernemers kunnen negatieve prijzen de business case van hun zonnepanelen sterk beïnvloeden. Bedrijven met grootzakelijke aansluitingen kunnen al niet salderen en als ze dan ook nog eens periodiek honderden euro’s per MWh moeten bijbetalen, worden zonnepanelen simpelweg minder aantrekkelijk. Je kunt er strategisch gezien ook niet zo goed rekening mee houden, omdat zonkracht relatief onvoorspelbaar is.

Bedrijven die de portemonnee niet willen trekken om energieoverschotten terug te leveren, moeten hun energiestrategie dus aanpassen. Daarvoor hebben ze een aantal opties. Ze kunnen de energie opslaan voor later gebruik. Dit vergt echter investeringen in bijvoorbeeld containerbatterijen – een business case die nog lang niet altijd sluitend is voor individuele organisaties.

Een tweede optie is dat bedrijven hun stroomverbruik aanpassen aan de opwekmomenten. Maar dat kan bijzonder uitdagend zijn, omdat het de hele bedrijfsvoering beïnvloedt. Denk daarbij aan het herijken van productielijnen en laadtijden van het wagenpark.

Minder ingrijpend zijn verschillende vormen van vraagsturing, waarin bedrijven bijvoorbeeld stroomoverschotten leveren aan electrolyzers om waterstof te produceren – maar dan moeten die natuurlijk wel eerst worden gebouwd.

Curtailen is een vierde optie: de zonnepanelen simpelweg uitzetten. Dat is beter dan negatieve prijzen, maar niet ideaal voor de business case. Het beïnvloedt niet alleen de terugverdientijd van zonnepanelen, maar bijvoorbeeld ook de hoogte van de SDE++ subsidie, die is gebaseerd op het opgewekte vermogen.

Meer flexibiliteit moet uitkomst bieden

Om deze nadelen te omzeilen kan het lonen om afspraken te maken met je energieleverancier, waarbij je hen de controle geeft over je PV-capaciteit. Energieleveranciers zijn ‘programmaverantwoordelijken’ en dragen deels zorg voor de balans van het energienet. Wanneer hun portfolio onbalans veroorzaakt, krijgen ze een boete. Maar lossen ze onbalans op, dan worden ze daarvoor vergoed. En dat is waar de zonnepanelen op bedrijfsdaken een rol in kunnen spelen. Door de controle over je zonnepanelen aan de energieleverancier over te dragen, is de leverancier beter in staat om de balans van zijn totale portfolio te bewaken. Dat betekent ook dat je deelt in de baten, waardoor de business case voor zonnepanelen weer gezonder wordt.

Nederland blijft zonnecapaciteit bijbouwen – in de eerste helft van 2023 is de electriciteitsproductie uit zonne-energie met 25% (2,2 kWh) gestegen ten opzichte van dezelfde periode het jaar ervoor. Naarmate de energietransitie vordert, zal flexibiliteit dan ook een steeds belangrijker thema worden. De kosten van inflexibiliteit zullen daardoor oplopen, zo niet door negatieve prijzen, dan wel door heffingen of andere meerprijzen. Bedrijven moeten daarom op zoek naar nieuwe, flexibele constructies die een win-win creëren voor het hele energiesysteem. Dat houdt de business case van verduurzaming overeind en het tempo van de energietransitie in stand!

Jesse Schrama, Product Developer Flex bij ENGIE