Op 21 februari 2022 heeft de Monitoring Commissie Corporate Governance Code een consultatiedocument met voorstellen voor actualisatie van de Nederlandse Corporate Governance Code (hierna: Code) gepubliceerd. In het consultatiedocument speelt het bevorderen van duurzaam ondernemingsgedrag een belangrijke rol. Dit blijkt uit de belangrijkste onderwerpen die in het consultatiedocument zijn geactualiseerd, zoals lange termijn waardecreatie en diversiteit en inclusie.

Lange termijn waardecreatie en ESG

In het consultatiedocument wordt een ESG-strategie (Environmental, Social en Governance factoren van het ondernemen) gezien als een belangrijk onderdeel van de ondernemingsstrategie voor lange termijn waardecreatie. Het bestuur formuleert de ESG-strategie en benoemt concrete doelen (best practice bepaling 1.1.1). Het bestuur maakt hierbij gebruik van input van de relevante stakeholders. Om deze input te genereren faciliteert het bestuur stakeholdersdialoog en stelt daartoe ook beleid op. Verder dient bij de ESG-strategie aandacht te zijn voor de impact van de ondernemingsactiviteiten in de productie- en waardeketen en hoe daarin rekening wordt gehouden met de belangen van stakeholders (best practice bepaling 1.1.4).

Het bestuur verantwoordt in het bestuursverslag de ESG-strategie en de mate waarin de ter zake relevante doelstellingen zijn behaald. De verslaglegging vindt plaats met inachtneming van ontwikkelingen op zowel de korte als de lange termijn.

Van aandeelhouders wordt verwacht dat zij het belang onderkennen van lange termijn waardecreatie. Hiermee wordt van aandeelhouders ook verwacht dat zij het belang onderkennen van een ondernemingsstrategie gericht op ESG (best practice bepaling 1.1.5). Institutionele beleggers moeten hieraan invulling geven bij het opstellen van hun betrokkenheidsbeleid en hierover communiceren via hun website (best practice bepaling 4.3.5).

Diversiteit en inclusie

Principe 2.1 heeft betrekking op de samenstelling en de omvang van het bestuur, de raad van commissarissen en het executive committee. Het consultatiedocument benadrukt dat een diverse samenstelling van deze organen bijdraagt aan effectief bestuur en toezicht. Groepsdenken kan bijvoorbeeld worden beperkt door diversiteit in deskundigheid, ervaring, competenties, persoonlijke kwaliteiten, leeftijd, genderidentiteit, nationaliteit en (culturele) achtergrond. Om deze diversiteit te bereiken, moeten vennootschappen een beleid voor diversiteit en inclusie hebben voor de hele onderneming, met aandacht voor alle aspecten en persoonskenmerken waarop mensen van elkaar verschillen (best practice bepaling 2.1.5).

Andere wijzigingen

Naast het bovengenoemde worden in het consultatiedocument voorschriften gegeven over het gebruik van het stemrecht door aandeelhouders, zoals de onthouding van stemmen door aandeelhouders met grotere shortposities dan longposities (best practice bepalingen 4.3.7) en voor het terughalen van uitgeleende aandelen bij stemmingen over significante zaken. Onder significante zaken wordt in ieder geval verstaan voorstellen van economisch of strategisch belang, waarvan wordt verwacht dat de uitkomst van de stemming onzeker of controversieel zal zijn, terwijl de aandeelhouder het niet eens is met het advies van het bestuur van de vennootschap (best practice bepaling 4.3.8). Verder bevat de actualisatie wijzigingen die samenhangen met aangepaste regelgeving in Boek 2 BW, zoals de wettelijke bedenktijd, het bezoldigingsbeleid en het bezoldigingsverslag.

De Code als kompas voor duurzaam ondernemingsgedrag?

Het consultatiedocument getuigt van (verdere) stappen om ondernemingen aan te jagen tot duurzaam gedrag. De terreinwinst die de Code op dit vlak boekt, lijkt echter beperkt in vergelijking tot recente richtlijnvoorstellen van de Europese Commissie. De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDD) vragen meer van ondernemingen op het gebied van duurzaamheid. Ondernemingen moeten bijvoorbeeld inzicht geven in hoe hun strategie en beleid in overeenstemming zijn met het Akkoord van Parijs (art. 15 CSDD, art. 1 CSRD). Ook moeten bestuurders en commissarissen bij het vervullen van hun plicht om te handelen in het belang van de vennootschap rekening houden met de korte-, middellange- en langetermijngevolgen van hun beslissingen op duurzaamheidsaangelegenheden, zoals mensenrechten, klimaatverandering en milieu (art. 25 CSDD).

Het is jammer dat de actualisatie van de Code niet aansluit bij het ambitieniveau dat spreekt uit de genoemde Europese ontwerprichtlijnen. Al was het maar om te voorkomen dat de houdbaarheidsdatum van de geactualiseerde Code snel is verlopen. Wellicht dat de uiteindelijke Code, waarvan wordt gestreefd om die in werking te laten treden vanaf het boekjaar beginnend op of na 1 januari 2023, hier alsnog blijk van geeft.

Chris van Oostrum, universitair docent Ondernemingsrecht aan de Universiteit Leiden.

Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van Mr, Online