De wereld moet binnen tien jaar tijd ‘peak meat’ bereikt hebben – het eindpunt van de groei van de vlees- en zuivelproductie, gevolgd door een scherpe daling – en landbouwgrond teruggeven aan de natuur om opwarming van méér dan 1,5 graad Celsius te voorkomen, waarschuwen wetenschappers.

Een groep van 58 internationale klimaatexperts van onder meer de Harvard Universiteit roept in een brief in de Lancet Planetary Health Journal regeringsleiders op om een tijdsplanning hiervoor op te nemen in hun nieuwe toezeggingen onder het Parijse Klimaatakkoord, waarover op dit moment wordt onderhandeld in Madrid. Daarnaast vragen zij om het vastleggen van reductiedoelstellingen voor veeteelt, te beginnen met de grootste vervuilers; om de landbouwproductie te diversifiëren door veeteelt te vervangen door de teelt van plantaardige gewassen zoals peulvruchten; en om grasland terug te geven aan de natuur en zo een maximale koolstofopname te bereiken.

Volgens de brief is aanpak van de veeteelt noodzakelijk, omdat deze sector bij voortzetting van de huidige groei al in 2030 de helft zou opmaken van het totale CO2-budget. Andere sectoren zouden hierdoor gedwongen worden hun emissies nog verder terug te dringen, tot niveaus die niet gepland noch realistisch zijn.

Ook de Nederlandse overheid zal de oproep serieus moeten nemen, volgens Veerle Vrindts, directeur van de Nederlandse tak van ProVeg International, een organisatie die zich inzet voor een halvering van de vleesproductie vóór 2040. “Als één van de grootste vlees- en zuivelexporteurs in de wereld draagt Nederland een disproportioneel grote verantwoordelijkheid. Willen we de CO2-lasten eerlijk verdelen tussen landen, dan zal Nederland grote stappen moeten zetten.”

De auteurs wijzen er verder op dat het teruggeven aan de natuur van grote stukken grond, die door de veeteelt in gebruik zijn genomen, ‘op dit moment de beste optie is die we hebben om op grote schaal CO2 uit de atmosfeer terug te nemen’. Van andere opties, zoals de CO2-afvang en -opslag waar de Nederlandse regering haar hoop op heeft gevestigd, is volgens de onderzoekers nog onvoldoende bewezen dat ze ook op grote schaal werken.

“De nadruk op het omzetten van landbouwgrond in natuurgebied is opvallend en zeer welkom”, aldus Vrindts. “80% van de wereldwijde landbouwgrond gaat op aan het voeren van vee. In eerdere studies naar de klimaateffecten van vleesvermindering werd vaak de enorme potentie niet meegenomen van deze oppervlakten, als zij worden teruggeven aan de natuur, met zeer positieve effecten voor het klimaat en de bescherming van dier- en plantensoorten.”

Vrindts noemt de maatregelen die de wetenschappers voorstellen ingrijpend maar haalbaar. “Onze voedselsysteem heeft het voordeel dat we het relatief snel kunnen aanpassen. In veel Westerse landen, waaronder Nederland, zien we nu al dat de vleesconsumptie sinds een aantal jaar is gestabiliseerd. Dat zou kunnen betekenen dat hier qua consumptie ‘peak meat’ al gepasseerd is. De daling is wel nog onvoldoende en de productie moet nog volgen. Maar met de juiste ondersteuning kunnen ook boerenbedrijven binnen relatief korte tijd omschakelen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de energiebedrijven, waar nieuwe investeringen vaak een levensduur van tientallen jaren hebben.”