Lang dachten we dat meer transparantie in de verslagen van bedrijven automatisch tot meer duurzame impact zou leiden. 25 jaar later weten we dat dit een illusie is: de relatie tussen transparant rapporteren en betere duurzame prestaties ontbreekt volledig. Een nieuw onderzoek van wetenschappers van der Kroft en Bams naar de ESG-prestaties van ruim 7000 bedrijven dat in augustus werd gepubliceerd maakt dit (opnieuw) pijnlijk duidelijk. Hoe meer er wordt beloofd en gerapporteerd op het gebied van maatschappelijke vooruitgang, hoe minder vaak die beloften worden nageleefd, zo luidt de schokkende conclusie. Ook eerdere studies (Universiteit van Dresden, 2020) toonden al aan dat de relatie tussen duurzaamheidsrapportages en duurzame verandering verre van aantoonbaar is.

Bedrijven moeten daarom niet langer sturen op meer transparantie, maar op meetbare doelen, gericht op écht duurzame impact.

Het was begin 1996 dat ik op een aandeelhoudersvergadering van Shell om meer uitleg vroeg over de manier waarop de oliegigant aan duurzaamheid werkte. In een zaal vol institutionele beleggers was ik als activistische aandeelhouder namens de door mij opgerichte duurzame beleggersvereniging VBDO een vreemde eend in de bijt. Het was het tijdperk van marktdenken en privatiseringen. Het aansporen van ondernemingen tot transparantie zou volgens het marktdenken leiden tot de noodzakelijke verduurzaming. Hoe meer openbare informatie over emissies van broeikasgassen, waterverbruik en arbeidsomstandigheden, hoe meer druk vanuit aandeelhouders, klanten, medewerkers, media en andere belanghebbenden en hoe beter de prestaties, zo was de overtuiging. Dit paradigma sluit ook aan bij de visie van een terugtrekkende overheid die de verduurzaming van de maatschappij en bedrijven overlaat aan de markt.

Die transparantie is er gekomen de afgelopen 25 jaar. Maar in plaats van een stevige, lineaire weg met mijlpalen te vormen naar betere duurzaamheidsprestaties, is er een heus moeras ontstaan. Een transparantiemoeras.

Bedrijven buitelen de laatste jaren over elkaar heen met duurzaamheidsrapportages en maatschappelijke jaarverslagen. De bakken informatie die het oplevert worden gretig ingezet om complexiteit te creëren en wellicht het gebrek aan positieve impact te maskeren. Uit onderzoek van The Guardian naar de kledingsector van april dit jaar bleek dat kledingbedrijven hoge scores krijgen voor hun transparantie over klimaat, terwijl hun absolute CO2 emissies toenemen.

Schiphol, staatsgasbedrijf EBN en het havenbedrijf Rotterdam prijken in de top 20 van de Transparantiebenchmark (235 deelnemers). Ook vleesverwerker Vion (25) en de Gasunie (28) doen het goed. Qua transparantie is het vast terecht dat deze bedrijven die plek hebben in de Transparantiebenchmark. Maar de mate van transparantie zegt niets over hoe duurzaam een onderneming zich gedraagt.

Ook wet- en regelgeving doet een duit in het zakje. Met de komst van meer EU-regels voor duurzame rapportages, zoals de groene taxonomie die gas als duurzame activiteit beschouwt, is het transparantiemoeras groter geworden.

De belanghebbenden weten zich geen raad met die overload aan informatie en laten de rapportages in de praktijk links liggen. Voor aandeelhouders brengen de vele duurzaamheidsratings die driftig gebruik maken van al die tegenstrijdige informatie lastig te duiden. In de media vind je weinig kritische analyses over duurzaamheidsverslagen en voor maatschappelijke organisaties is er geen beginnen aan om al die informatie te analyseren en te beoordelen.

Hoog tijd om transparantie de plek te geven die het verdient: als middel om inzichtelijk te maken welke prestaties worden geleverd en niet als doel op zich. Bedrijven moeten geen transparantiedoelen stellen, maar meetbare duurzaamheidsdoelen gericht op echte impact: geen plastic wegwerpverpakkingen meer in 2025, een leefbaar loon in de kledingketen in 2030, geen uitstoot van broeikasgassen in 2035.

Transparantie moet die doelen dienen door helder inzicht te geven in de status en voortgang. De echte koplopers pronken niet met de mate van transparantie, maar met het behalen van die duurzame doelen.

Piet Sprengers zet zich sinds de start van zijn carrière in voor de duurzame samenleving. Eerst als oprichter van duurzame beleggersvereniging VBDO en de laatste 15 jaar als manager duurzaamheidsstrategie en -beleid bij ASN Bank.