Recent onderzoek toont aan dat de lat te laag ligt voor het halen van de klimaatdoelen van 2030. Op verzoek van minister Hermans heeft het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) daarom recent een aantal alternatieve voorstellen geformuleerd. “Met name op het gebied van waterstof, Carbon Capture and Storage, elektrificatie en circulariteit is aanscherping van het klimaatbeleid nodig. Daarnaast dient de overheid veel meer energie te steken in het creëren van een afzetmarkt voor duurzame producten.”
In het in 2019 afgesloten nationale Klimaatakkoord zijn de doelstellingen voor het verminderen van de broeikasgasemissies vastgelegd. Afgesproken is dat met name de industrie aan zet is. “Die verantwoordelijkheid is serieus genomen”, zegt Nienke Homan, voorzitter van het platform NPVI. “De knop is omgegaan. Er is enorm geïnvesteerd in het omzetten van bedrijfsprocessen en in het omruilen van fossiele grondstoffen voor duurzame opties.”
De woorden van Homan, tevens voorzitter VNCI, worden gestaafd door onderzoek van het PBL: het planbureau heeft berekend dat industriële bedrijven 32 tot 41 megaton minder CO2-equivalenten uitstoten. “Zonder meer een enorm succes, maar daar staat tegenover dat uit hetzelfde onderzoek blijkt dat we meer moeten doen. Aandacht verdient bovendien het treurige feit dat nogal wat bedrijven zijn afgeschaald door oplopende productiekosten als gevolg van de energietransitie. Dit zet geen zoden aan de dijk. Dezelfde producten blijft men immers gewoon kopen, dus die halen we nu uit het buitenland. De voordelen voor het milieu zijn dus mondiaal bezien hooguit marginaal.”
Versnellen
Om tot een versnelling te komen, heeft minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) ten behoeve van de voorjaarsbesluitvorming het platform NPVI, voorheen de industrietafel, om advies gevraagd. Eenzelfde verzoek is uitgegaan naar de andere tafels, Landbouw en landgebruik, Energiesystemen, Luchtvaart, Mobiliteit en Gebouwde omgeving. “We hebben ons allemaal gebogen over aanvullende maatregelen om de klimaatdoelen te halen. Ons advies concentreert zich enerzijds op de productiekant van industriële bedrijven waarvoor grondstoffen nodig zijn en anderzijds op de proceskant en de afzetmarkt die vragen om energie-input. Centraal staan vier punten waarop met name grote ingrepen nodig zijn, te weten waterstof, CCS, elektrificatie en circulariteit. Het advies is weliswaar door NPVI opgesteld, maar we hebben terdege gekeken of er geen strijdigheden inzitten met de kijk van de andere platforms en waar we elkaar kunnen versterken. Belangrijk, want als industrie hebben we met vrijwel al die andere terreinen direct te maken.”
Nieuwe vormen van samenwerking
Overkoepelend element in het advies is een pleidooi om in te zetten op nieuwe vormen van samenwerking. “Neem waterstof. Dat komt momenteel moeilijk van de grond. Om vaart te maken, moet je tegelijkertijd investeren in de productie- en de afzetkant. Die moeten simultaan van de grond komen, want zonder een gezonde afzetmarkt is er geen toekomst voor bedrijven die hierin investeren. Dit vereist een ketenbenadering. Hetzelfde geldt voor Carbon Capture and Storage. Opslag van CO2 is op basis van bedrijfsprocessen die nu al bestaan keihard nodig. Ons advies geeft aan dat de overheid hierin de regie moet nemen, want het aanleggen van een CCS-infrastructuur is van maatschappelijke betekenis. Als we dit niet voor elkaar krijgen, gaan we de klimaatdoelen zeker niet halen. Kortom, we moeten op een andere manier naar zaken leren kijken en dat vereist lef.”
Omdenken
Op het gebied van elektrificatie is het van belang dat de kosten van het netwerk en van energie omlaag gaan. “Deze moeten vergelijkbaar worden met die van de landen om ons heen. Dan voorkom je dat we onze industrie afbouwen, zoals nu vaak gebeurt, maar juist op een moderne, energiezuinige manier opbouwen. Daar komt bij dat we gezien de huidige instabiele geopolitieke situatie de verantwoordelijkheid hebben om in ons land te zorgen voor een sterke industrie. Dit vergt omdenken, bijvoorbeeld kortere procedures voor vergunningverlening. We hebben immers nog maar een krappe vijf jaar te gaan tot 2030.”
Afzetmarkt creëren
Circulariteit is het vierde element waarop het advies ingaat. “Dit is in feite de belichaming van de nieuwe manier van werken waarvoor we pleiten. Immers, stel dat een bedrijf investeert in duurzame processen, maar de nieuwe producten vervolgens aan de straatstenen niet kwijtraakt. Dan ontbreekt een gezonde businesscase. Daarom breken we in ons advies een lans voor het creëren van een afzetmarkt voor duurzame producten. Hiervoor dient de overheid vraagcreatie te ontwikkelen. Dit kan door te eisen dat in ieder product een bepaald percentage duurzame grondstoffen zit zodat er automatisch een afzetmarkt ontstaat. Het gaat erom dat de consument op een simpele manier duurzame producten koopt. Dan hoeft niemand meer de keuze te maken voor het bewust kopen van een duurzaam product. Onderzoek van CE Delft toont aan dat je zo een behoorlijke CO2-reductie kunt realiseren.”
Hoofdrol voor havens
Homan benadrukt dat het maken van deze omslag een andere manier van denken vereist. “Onze inzet om de klimaatdoelen te halen moet samengaan met maatregelen die ervoor zorgen dat we een sterke industrie in ons land houden. In dit kader zie ik voor de havens een grote rol weggelegd, zeker voor die van Rotterdam. Daar komt het overgrote deel aan grondstoffen ons land binnen. Ook zijn juist daar al veel bedrijven gevestigd, met onderling allerlei connecties, die de aanwezige infrastructuur delen. Inspelen op de meerwaarde hiervan is beslist noodzakelijk. Dit vereist een visie op wat er nog ontbreekt aan kennis en mogelijkheden, met name op de vier aspecten die centraal staan in ons advies.
Bovendien moeten we af van het denken in sectoren om de klimaatdoelen te halen. We moeten de energietransitie met z’n allen oppakken.” Prioriteit heeft in ieder geval het organiseren van een Europese afzetmarkt voor duurzame producten. “Daarmee geef je bedrijven de zekerheid dat zij kunnen investeren in vergroeningsmaatregelen.”
Niks doen is duurder
Als voormalig gedeputeerde van de provincie Groningen namens GroenLinks kent Homan de ins & outs van de beleidskant. “Vaak stokt de besluitvorming vanwege de financiële consequenties die aan maatregelen verbonden zijn, maar het uitstellen van keuzes kost veel en veel meer geld. Gaandeweg worden we dan steeds afhankelijker van het buitenland, met als gevolg minder inkomsten en minder werkgelegenheid. We moeten dus af van het idee dat niks doen goedkoper is dan investeren in de energietransitie. We kunnen de klimaatdoelen nog steeds halen, mits we hiertoe op korte termijn de juiste besluiten nemen.”
Download hier het advies (inclusief brief) van platform NPVI.
Nienke Homan, voorzitter VNCI en NVPI
Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van Deltalinqs