Steeds meer bedrijven spreken over een ‘net zero’-aanpak om klimaatneutraal worden. Volgens deskundigen Lars Moratis en Frans Melissen is dat terminologie waarbij de alarmbellen moeten afgaan.

Dat grote bedrijven een cruciale rol hebben te spelen in het bestrijden van de klimaatcrisis is boven iedere discussie verheven. In hoeverre zij die rol daadwerkelijk op zich nemen en op welke manier zij die invullen, is een heel andere kwestie. Zo hebben van de 500 grootste bedrijven ter wereld zich slechts 67 gecom­mitteerd aan het in lijn brengen van hun CO₂-emissies met de Parijse klimaatdoelen. En sinds ‘Parijs’ hebben de grote investeerders van deze wereld meer dan 2,7 triljoen dollar in de fossiele industrie gestoken.

In hun pogingen duidelijk te maken dat zij de klimaatcrisis wel degelijk serieus nemen, grijpen deze bedrijven en investeerders in toenemende mate naar het principe ‘net zero’. Het is een term die lastig in het Nederlands te vertalen is, maar het uitgangspunt is dat bedrijven per saldo geen CO₂ uitstoten, met daarin een grote rol voor zogeheten negatieve emissies die hun werkelijke CO₂-uitstoot compenseert. Teneinde dit doel uiterlijk in 2050 te bereiken, richtten niet minder dan 545 wereldwijde investeerders, samen goed voor een portfolio van 52 triljoen dollar, onlangs het initiatief Climate Action 100+ op.

Shell

Het gebruik van net zero leidt tot mooie persberichten, interesse van media en enthousiasme bij klimaatsceptische aandeelhouders. Maar in plaats van hierover de loftrompet te steken, zouden de alarmbellen moeten afgaan.

Het net zero-principe is namelijk een boekhoudkundige theatervoorstelling waarin negatieve CO₂-emissies de hoofdrol spelen en het beperken van de eigenlijke CO₂-uitstoot een ­bijrol speelt. De essentie is dat CO₂-emissies uit de lucht worden gehaald en worden opgeslagen, bijvoorbeeld door bossen aan te planten. Dat klinkt eenvoudig. Het probleem is echter dat er simpelweg onvoldoende oppervlakte op aarde is om al die bomen een plek te geven. Als dit tot iets gaat leiden, dan is het landgrabbing, (fenomeen waarbij buitenlandse investeerders grote stukken landbouwgrond opkopen, red.) waar inheemse bevolkingen in de regel de dupe van zijn. In feite is dit extractivisme 2.0: een nog groter beslag leggen op wat onze planeet kan voortbrengen voor bedrijfsdoeleinden.

Een treffend voorbeeld van de perverse effecten van dit type denken is te vinden in Shells net zero-plannen, die het het bedrijf op papier mogelijk maken nog decennialang met droge ogen olie en gas te blijven produceren. Accountant EY concludeerde afgelopen week al dat het op basis van het huidige beleid van Shell ‘niet mogelijk noch passend’ is om te kunnen verklaren dat de jaarrekening over 2020 in lijn is met de Parijse klimaatdoelen. Net zero gaat hier geen verandering in brengen – integendeel.

Glasgow

Voor de goede orde: Shell staat hier zeker niet alleen in. Bedrijven als Nestlé en Unilever ­passen eenzelfde truc toe om vervolgens over ‘nature-based solutions’ of ‘nature-positive business’ te spreken. Investeerders compenseren op hun beurt onder dezelfde vlag de uitstoot van fossiele investeringen door investeringen in groene bedrijven, omdat – en, ja, u leest het goed – deze laatste bedrijven CO₂-­uitstoot voorkomen die anders wel had plaatsgevonden. Met andere woorden, investeerders blijven investeren in vervuilers, met als argument dat dat gecompenseerd wordt door ook te investeren in bedrijven die minder vervuilen.

Dat is even logisch als een kettingroker die claimt gezond te leven, omdat hij wel zo nu en dan naar de sportschool gaat. Zoals de Britse hoogleraar Simon Lewis het onlangs verwoordde: “De nieuwe politiek die rond klimaatneutraaldoelen wervelt, wordt in snel tempo een verwarrende en gevaarlijke mix van pragmatisme, zelfbedrog en greenwashing.”

Om die reden moet net zero prominent op de agenda staan van de klimaattop COP26 die begin november in Glasgow plaatsvindt. Zeker, voor emissies die niet voorkomen kunnen worden kunnen negatieve emissies een rol vervullen – maar uiteindelijk redden we de planeet alleen door emissies te voorkomen. In dit kader is het belangrijk te bepalen wat onder restemissies moet worden verstaan. In het verlengde hiervan is het ook van belang om te bepalen wanneer je als bedrijf überhaupt van net zero mag spreken. Moet het percentage negatieve emissies gemaximeerd worden? Welke methoden zijn toegestaan voor het creëren van negatieve emissies?

Zonder een vorm van normering is het te verwachten dat er wildgroei aan interpretaties en nieuwe financiële producten voor klimaatneutraliteit komt. Daarmee ligt er met net zero een nieuwe bubbel op de loer die de klimaatcrisis zelf vergroot, maar ook tot desastreuze economische en sociale gevolgen zal leiden.

Lars Moratis (Lector aan Breda University of Applied Sciences) en Frans Melissen (Hoogleraar aan Antwerp Management School op het gebied van duurzaamheid).

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Het Parool