Op 1 juli verscheen de beleidsbrief MVO, ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen loont’. Het eerste wat opvalt, is dat dit stuk werd aangekondigd als “kabinetsvisie” en nu gepresenteerd is als “beleidsbrief”. Wat betekent dat? Ontbreekt het aan visie? Het stuk is in ieder geval minder diepgaand dan je van een visie zou verwachten, en voor een beleidsbrief geeft het wel erg weinig concrete doelen. Visie of brief: het is een stap vooruit dat er erkenning is voor het feit dat het geregeld fout gaat in de keten, en dat bedrijven daarvoor verantwoordelijkheid dragen. Helaas is ook het oude mantra van het Nederlands MVO-beleid niet geheel verdwenen: MVO is een vrijwillige optie.

Convenanten en risicosectoren

De beleidsbrief is niet eenduidig in haar boodschap: eerst stelt het kabinet dat het aan bedrijven is om een afweging te maken (p. 1) en vervolgens komt ze met deze boodschap: Het invullen van die eigen verantwoordelijkheid is geen vrijblijvende kwestie. De overheid verwacht dat bedrijven in het buitenland, zeker wanneer zij opereren in een situatie van gebrekkige regelgeving en/of handhaving, dezelfde normen nastreven op het gebied van MVO als in Nederland. (p. 10). 

MVO is niet alleen meer een juichend verhaal over kansen en scoren op rankings. Het voorbeeld van Bangladesh is alomtegenwoordig en de conclusies daaruit rond ketenverantwoordelijkheid en de noodzaak tot due diligence zijn terecht. Het kabinet erkent dat de complexiteit van ketens deel van het probleem is; het gaat dus niet alleen om incidenten. Het initiatief tot identificatie en aanpak van risicosectoren, zoals eerder aangekondigd in de beleidsnota van Ploumen, is veelbelovend. Maar veel zal afhangen van de ruimte die bedrijven alsnog krijgen om die “eigen afweging” te maken. Convenanten waarmee bedrijven zich vrijwillig verplichten kunnen tot resultaat leiden, maar alleen als de analyse een stap verder gaat dan het kabinet nu doet. Want waarom zitten die bedrijven in Bangladesh? Complexe ketens met hoge risico’s zijn een direct gevolg van de permanente zoektocht naar de productielocaties met nóg minder regels waar nóg goedkoper geproduceerd kan worden. Nu staan bedrijven te trappelen om Burma binnen te gaan, straks trekken ze wellicht naar Afrika: de ‘situatie van gebrekkige regelgeving’ wordt willens en wetens opgezocht. Voor een echte bijdrage aan oplossingen is daarom een lange termijn commitment van de bedrijven van belang, stevige monitoring en daadwerkelijk consequenties als het convenant niet wordt nageleefd. 

Taken overheid

Deze beleidsbrief gaat nog een heet hangijzer uit de weg. De taken van de overheid ter bescherming tegen bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen ontbreken. Deze zijn in VN verband overeengekomen en vastgelegd in de door Nederland gesteunde UN Guiding Principles on Business and Human Rights (‘Ruggie-raamwerk’). Daarin staat dat overheden alle beleid rond het bedrijfsleven, onder meer investeringsverdragen en staatsdeelneming, in lijn moeten brengen met de taak te beschermen tegen schendingen (‘pilaar 1: duty to protect’). Ook dienen overheden, naast het bedrijfsleven, zorg te dragen tot toegang tot genoegdoening van slachtoffers (‘pilaar 3: acces to remedy’). 

Waar verantwoordelijkheden overgaan in plichten en waar stimuleren niet volstaat en handhaving nodig is, blijkt het verhaal van internationale richtlijnen, waaraan Nederland zich zo enthousiast committeert, te botsen met de doelstelling om de regeldruk voor bedrijven te verminderen. Deze erfenis van het liberaliseringsbeleid uit de jaren 90 houdt stevig stand en is een heilig huisje van de VVD. Hier zit een pijnpunt: Nederland heeft moeite om de door haarzelf tot stand gebrachte richtlijnen uit te voeren. Onlangs liep ook Minister Timmermans daar tegenaan toe hij zijn mensenrechtennota in de ministerraad besprak. Een bescheiden oproep om bedrijven te laten rapporteren over de mensenrechtenaspecten in hun keten -niets bijzonders: dit is deel van due diligence  zoals opgenomen in de door Nederland omarmde richtlijnen-  bleek te veel gevraagd. Het werd deze zin: “Het kabinet benadrukt vooral zelfregulering door bedrijven”. 

Alleen waar in Europees verband een broodnodig level playing field wordt gecreëerd voor maatschappelijke verslaggeving, gaat Nederland mee in een voorstel voor regelgeving, maar dan wel voor een zeer beperkte groep bedrijven en met ingebouwde reserves om de administratieve last te beperken. 

Niet alleen voor het MVO Platform is het hoog tijd om het heilige huisje van de regeldruk omver te werpen. De WRR heeft in 2012 het MVO beleid van de overheid als te afstandelijk bestempeld en de Tweede Kamer vraagt zich af waarom de overheid zulke belangrijk kwesties als mensenrechten in zo hoge mate aan de vrijwilligheid van het bedrijfsleven overlaat. 

Toezicht

Ditzelfde hete hangijzer wordt zichtbaar in de ronduit teleurstellende paragraaf over toezicht.  Hier wordt een oude plaat afgedraaid: het toezicht ligt bij de overheden in productielanden. Zoals we hierboven stelden is het probleem juist dat productie vooral plaatsvindt in landen met weinig toezicht. Toezicht komt verder van het maatschappelijk middenveld. Dat mag waar zijn, maar het recente debat in de Tweede Kamer  ging juist over het toezicht door de Nederlandse overheid; de PvdA riep op om een toezichthouder aan te stellen. Op deze rol van de overheid wordt nu niet ingegaan. Een opsomming van “initiatieven” in dit hoofdstukje verwijst naar bestaand beleid en toekomstige onderzoeken en evaluaties die soms nauwelijks met toezicht te maken hebben. De versterking van het NCP, de meest voor de hand liggende stap, wordt afhankelijk gemaakt van een nader onderzoek in 2014.

Tot slot

Wat we zien in deze beleidsbrief is vooral hinken op twee gedachten: er is een oude visie die MVO ziet als vrijwillige optie en winstkans (vreemd genoeg komt de titel van het stuk nauwelijks aan bod) én er zijn richtlijnen waarmee recent de verantwoordelijkheden van bedrijven flink zijn aangescherpt. De Nederlandse overheid probeert beide uit te dragen en dat wringt. Dit draagt niet bij aan de nodige duidelijkheid voor bedrijven. 

Het is afwachten welke van de twee insteken uiteindelijk het beleid gaat bepalen, en welk aanvullend verhaal we nog gaan horen in het Nationaal Actieplan over de aangescherpte taken van de overheid zelf.