Nederland hoort bij de vijf grootste exportlanden ter wereld. Alleen China, de VS, Duitsland en Japan exporteren meer. Op de importranglijst staan we achtste. We verdienen dus veel geld met handel over de grens en hebben daarmee ook best wat invloed op al die supply chains die naar Nederland leiden. Invloed die de vorige regering inzette om ‘de wereld te verbeteren’. ‘Geen hulp, maar handel’, heette dat.

Op zich een goede gedachte: geen geld meer geven voor het slaan van waterputten in ontwikkelingslanden, maar met eerlijke handel de lokale economie stimuleren. Dat kan een land enorm vooruit helpen, kijk maar naar China. Maar dan moet je niet vergeten het milieu en de mensenrechten mee te nemen. De gele rivier in het land is inmiddels gitzwart en als arbeider ben je er monddood. Daarom was het ‘geen hulp, maar handel’-beleid erop gericht om mkb’ers de grens over te krijgen die dan ook mvo moesten meenemen: de koopman én de dominee dus.

Rot op in het Chinees

Dit beleid valt niet altijd goed in het buitenland. Zo kaartte ik eens het mensenrechtenthema aan in China, waarna mijn tafelgenoten mij vroegen hoe laat mijn vliegtuig ging. Dat is Chinees voor rot op. Later leerde ik dat ook de Chinezen een woord hebben voor mensenrechten, namelijk ‘harmonious society’, maar dat terzijde. Wat wel goed werkt in China is het laten zien van de business case van duurzame en sociale innovaties. Dat je bijvoorbeeld geld kunt verdienen met het circulair maken van afvalstromen, zoals het verwerken van rijststro in bouwpanelen of plastic in garens.

Circulair handelsbeleid

De lijst van mkb-bedrijven die geld verdienen met dit soort circulaire producten en daarmee ook bijdragen aan het behalen van de Sustainable Development Goals (SDG’s) wordt steeds langer. Hoe mooi zou het zijn als juist die worden gestimuleerd door het handelsbeleid van Nederland? Helaas zie ik daar nu weinig van terug. Het gaat veel over convenanten en OESO-richtlijnen, die zeker van belang zijn om de uitwassen van wereldhandel tegen te gaan. De inzet op duurzame en sociale innovaties wordt echter vaak gemist. Terwijl dat er juist zo lekker ingaat in landen als China en India. Waarom stellen we de circulaire economie niet van meet af aan centraal in ons handelsbeleid? Met kansen voor export van onze kennis en technologie. MVO Nederland heeft hierover een brief naar de Kamer gestuurd met die strekking en die ondersteun ik.

Dutch Design 

Ik heb een idee. Stel dat we het vormgeven van circulaire productieketens voortaan framen als ‘Dutch Design’. Onze handelspartners – inclusief China – herkennen dat als hoogwaardige technologie met positieve impact op de SDG’s. Zo steken we de koopman en dominee in een nieuw, innovatief jasje. Een jasje waarin ook oog is voor het mkb, dat zestig procent van onze export voor zijn rekening neemt.

Daar komt bij dat kleine ondernemingen snel kunnen schakelen, innovatief zijn en relatief weinig geld nodig hebben. Maar juist voor hen is het vaak moeilijk om toegang te krijgen tot de innovatiefondsen van de overheid. Niet in de laatste plaats omdat het veel tijd en kennis kost om een aanvraag te doen. Als de overheid zorgt voor meer kleinschalige en laagdrempelige fondsen voor het opzetten van circulaire productieketens in opkomende economieën kunnen we met Dutch Design de wereld veroveren. En hem ook nog verbeteren zonder ‘op te hoeven rotten’. Iets om op door te denken?

Michiel van Yperen, transitiemanager bij MVO Nederland