In de Europese Unie wordt al enige tijd druk gesproken over de invoering van de zogenaamde CSDDD richtlijn, door Nederlandse media omgedoopt tot de ‘Anti-wegkijkwet’. Deze richtlijn is erop gericht om de verantwoordelijkheid van grote bedrijven op het gebied van milieu en mensenrechten aan te scherpen. Volgens de nieuwe wet moeten Europese bedrijven eventuele misstanden die ze tegenkomen in hun productieketens oplossen. Afgelopen week werd duidelijk dat de ratificatie van de CSDDD richtlijn verre van zeker is.
Het Europees Parlement had al in december aangegeven dat zij akkoord ging. De Europese Raad lijkt nu op het laatste moment toch de steun in te trekken. Een situatie die niet vaak voorkomt. Het lijkt of de EU daarmee terugkeert naar de situatie waarbij niet gedacht wordt vanuit het maatschappelijk belang maar vanuit het individuele belang van het bedrijfsleven. Terwijl de samenleving juist vraagt om verantwoordelijkheid en transparantie.
Deze terugtrekkende beweging kan verschillende oorzaken hebben. De lobby vanuit het bedrijfsleven en dan met name de maakindustrie in Duitsland, Frankrijk en Italië, is geïntensiveerd. Een mooi voorbeeld was de uitzending van Een Vandaag van 28 februari die vooral gericht was op het duidelijk maken dat het voor de Europese auto-industrie niet mogelijk is om concurrerend te zijn als zij geen onderdelen meer mogen aankopen in China, omdat in dat land vaak sprake is van overtredingen van mensenrechten.
Ook de aankomende Europese verkiezingen spelen een belangrijk rol in deze kwestie. Verwacht wordt dat in Europa de rechtse en rechts-radicale partijen, veelal eurosceptici, zullen winnen. Anticiperend op deze verkiezingsuitslag worden zowel de Europese Commissie als de lidstaten héél voorzichtig: mogelijk gevoelige maatregelen worden teruggedraaid of niet aangenomen om deze eurosceptici niet in de kaart te spelen. Dit is waarschijnlijk ook de reden waarom de handhaving van de stikstofwetgeving door de EU is uitgesteld; de lobby vanuit de boeren was te overweldigend en partijen willen hun stem niet verliezen bij de verkiezingen.
De argumentatie vanuit het bedrijfsleven is helder: deze richtlijn ondergraaft hun concurrentiepositie, maakt producten die in Europa worden ontwikkeld en geproduceerd duur, tast de innovatiekracht en het belang van het bedrijfsleven voor Europa aan. Het komt bovenop het feit dat de energie in Europa al duurder is dan in de Verenigde Staten en China. Deze twee landen zijn ook scheutiger met overheidssubsidies. Veel bedrijven dreigen dan ook met het verlaten van Europa, omdat het ondernemersklimaat hier teveel onder druk komt staan.
Hoe begrijpelijk deze zorgen ook zijn, in deze argumentatie is weinig aandacht voor de belangen van het milieu en voor de mensenrechten. En voor de leidende rol die Europa wereldwijd speelt of kan spelen. Juist op aspecten als innovatie, standaardisering, kwaliteitsbewaking, mensenrechten en duurzaamheid, heeft Europa de laatste jaren internationaal de norm gesteld. Niet alleen omdat regeringen dat willen maar juist ook omdat Europese inwoners en actiegroepen daartoe oproepen en mondiale ontwikkelingen op het gebied van klimaat dit noodzakelijk maakte. Het is jammer om deze voortrekkersrol, bij de eerste kleine tegenslagen, direct aan de wilgen te hangen.
Gezien de politieke situatie kan gekozen worden voor uitstel, maar dit mag geen afstel worden. Individuele bedrijven die al wel de keuze voor een CSDDD-vriendelijk beleid hebben gemaakt, moeten, naast waardering en een leidende rol in het maatschappelijk debat, ook alle steun van uit de Nederlandse overheid krijgen. Steun die wellicht ook door nationaal beleid op dit gebied gestalte kan krijgen. Als Europa beslissingen over nieuwe wetgeving opschort, hoeft dat immers niet te betekenen dat we dat in Nederland ook doen. Laten we hopen dat de partijen die een nieuw kabinet gaan formeren dat ook zo zien.
Mayke van Keep, Managing Partner Issuemakers