De gemiddelde werknemer in de Bengalese kledingindustrie krijgt slechts een derde betaald van wat wordt beschouwd als een leefbaar loon. Lage lonen en lange werktijden blijken een belangrijke rol te spelen bij de beslissing van ouders om hun kinderen van school te halen en uit werken te sturen. Veel internationale kledingmerken, waaronder H&M, C&A, Esprit, Marks & Spencer, GAP, VF Corporation en Kmart Australia, dragen bij aan deze situatie. Dit zijn belangrijke bevindingen van het rapport Branded Childhood dat vandaag wordt gepubliceerd door de Stop Kinderarbeid coalitie en SOMO.

Bijna 50% van de textiel geproduceerd in Bangladesh wordt geëxporteerd naar de Europese Unie. Daarom moeten internationale merken en retailers er voor zorgen dat de rechten van alle werknemers én hun kinderen worden gerespecteerd.

Indirecte kinderarbeid

Er werken nog steeds meer dan 3,5 miljoen kinderen van 5 tot 17 jaar in Bangladesh. De hoogste concentratie werkende kinderen is te vinden in Dhaka Division waar naar schatting 690.000 kinderen zijn betrokken bij kinderarbeid. Kinderarbeid in op export gerichte kledingfabrieken in Bangladesh is in de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen, mede door het ‘zero tolerance’ beleid van de inkopende bedrijven. Dit rapport echter richt zich op een meer verborgen aspect van kinderarbeid.

Voor het onderzoek werden 75 werknemers met kinderen geïnterviewd die werkzaam zijn in 14 verschillende fabrieken die kleding voor de internationale markt produceren. De werkende kinderen uit het rapport maken geen deel uit van de toeleveringsketens van de inkopende bedrijven, maar zijn de kinderen van de textielarbeiders. Ze werken thuis of in andere bedrijven, soms in heel andere sectoren. De werknemers ontvangen lage lonen en maken lange werkdagen. Dit draagt zonder twijfel bij het feit dat hun kinderen veel minder naar school gaan en regelmatig werken, bij bedrijven dan thuis.

“De verantwoordelijkheid van bedrijven om kinderarbeid aan te pakken strekt zich ook uit tot ‘indirecte kinderarbeid’, mede veroorzaakt door lage lonen en lange werktijden voor volwassenen. Daarom moeten bedrijven de invloed van hun inkooppraktijken op de werknemers én hun kinderen beoordelen”, zegt Gerard Oonk, senior beleidsmedewerker van de Stop Kinderarbeid coalitie. “De verontrustende verhalen in het rapport maken duidelijk dat er dringend actie nodig is en dat bedrijven snel moeten zorgen voor een leefbaar loon waarmee volwassen werknemers in hun basisbehoeften kunnen voorzien.”

Grote groep merken moet in actie komen

Veel internationale kledingmerken en retailers laten hun producten in Bangladesh maken, waarvan zeven Europese en Amerikaanse bedrijven aan de orde komen. Deze bedrijven werden geïdentificeerd als inkopers van de onderzochte fabrieken via openbare leverancierslijsten van de ondernemingen, en door de analyse van exportgegevens. Er is echter een veel grotere groep merken en retailers die hun producten van de onderzochte fabrieken betrekken. De verantwoordelijkheid om de arbeidsrechtenprobleem ligt aan te pakken dus niet alleen bij de merken en retailers die in dit rapport worden genoemd ligt. Stop Kinderarbeid en SOMO dringen er bij alle bedrijven die inkopen in Bangladesh op aan om passende maatregelen te treffen om een leefbaar loon en goede werkomstandigheden voor de werknemers in hun toeleveringsketen te waarborgen, waardoor hun kinderen naar school kunnen gaan en van hun kindertijd kunnen genieten.