Na jarenlange sancties komt de handel met Myanmar (voorheen Birma) op gang. Lage lonen en voordelige handelsvoorwaarden lokken kledingproductie uit de regio naar deze fragiele democratie. Bekende en minder bekende Europese merken doen hier volop aan mee. In een nieuw rapport, “The Myanmar Dilemma”, documenteert SOMO in detail hoe o.a. H&M, C&A en Primark voor zeer lage lonen kleding laten maken in Myanmar. Extreem lange werkdagen en kinderarbeid zijn geen uitzondering in deze sector. Bovendien worden bij de ontwikkeling van industriegebieden landrechten geschonden.

Volgens SOMO moeten kledingmerken heel goed nadenken vóór ze productie starten in Myanmar. Het risico op arbeidsrechtenschendingen is erg groot. Bedrijven behoren een grondige analyse te maken van alle mogelijke problemen om te zeker weten dat zij samen met hun toeleveranciers risico’s effectief het hoofd kunnen bieden vóór ze bestellingen plaatsen. SOMO concludeert dat bedrijven dat nu nog in onvoldoende mate doen.

Shoppende kledingindustrie

De kledingindustrie in Myanmar is aantrekkelijk voor Europese bedrijven, want goedkoop door de lage lonen en de gunstige handelsvoorwaarden. Onder druk van hun afnemers verplaatsen Chinese en Koreaanse fabriekseigenaren productie naar Myanmar. Deze kwalijke ‘race to the bottom’ voert de competitie tussen kledingproducerende landen in de regio op ongezonde wijze op.

12 fabrieken, 400 werknemers

Samen met de lokale onderzoekspartners onderzocht SOMO twaalf exportfabrieken in Yangon, Bago en Pathein waar 400 arbeiders zijn geïnterviewd. SOMO sprak daarnaast met kledingmerken, verbeterinitiatieven, fabriekseigenaren, werkgeversorganisaties, en met lokale en internationale vakbonden en ngo’s. Bedrijven werden voor publicatie op de hoogte gesteld van de bevindingen. Het aantal reacties viel tegen. De bedrijven die wel reageerden erkennen de moeilijkheden, maar overtuigen niet in hun aanpak van deze problemen. SOMO maakt zich hier ernstig zorgen over.

De link tussen fabriek en afnemer is erg moeilijk vast te stellen. Ketentransparantie laat te wensen over. De Nederlandse overheid kan hier actief wat aan doen. Martje Theuws, onderzoeker bij SOMO:“Bijvoorbeeld door van bedrijven te vragen informatie over hun toeleveranciers publiek te maken. De Nederlandse overheid moet zelf ook openheid van zaken geven over de invoer van kleding uit landen als Myanmar in Nederland”.

Slechte arbeidsomstandigheden

Kledingarbeiders in Myanmar komen vaak van het verarmde platteland. naar de stad op zoek naar werk. Jonge tot zeer jonge meisjes, soms nog geen 15 jaar, vinden werk in deze sector. Ze komen vaak terecht in sloppenwijken, zonder elektriciteit of stromend water. Beter kunnen ze zich niet veroorloven, aangezien het wettelijke minimumloon een bedroevende € 2,48 per dag bedraagt. Om toch nog wat te verdienen werken ze soms wel elf uur per dag. In piekperiodes kan er sprake zijn van gedwongen en onbetaald overwerk. Het gebeurt regelmatig dat salaris wordt ingehouden als werknemers door ziekte niet kunnen werken. Arbeiders hebben erg weinig mogelijkheden om problemen aanhangig te maken. Buitenlandse bedrijfsleiders spreken de lokale taal niet. Klagen wordt ontmoedigd. Onafhankelijke vakbonden zijn er nog maar mondjesmaat. Deze situatie komt neer op ernstige schending van internationale arbeidsnormen.

Landrechten

Dorpen en gemeenschappen zijn zonder inspraak of voldoende compensatie verdreven van boerenland om industriegebieden en Speciale Economische Zones in te richten.

Martje Theuws: “De politieke en sociaaleconomische situatie in Myanmar is nog zeer instabiel. Maatschappelijke organisaties zijn nog pas sinds 2012 toegestaan en krijgen nog maar heel beperkt ruimte. De industrie kan vrijwel ongehinderd haar gang gaan. De vraag is gerechtvaardigd of de tijd werkelijk rijp is voor investeringen Myanmar”.