Op 20 juni heeft de EFRAG de nieuwe uitgangspunten gepubliceerd als een “progress report” [1] voor de revisie van de European Sustainability Reporting standards (ESRS) met o.a. datareductie van 50%, eenvoudigere toepassing van de dubbele materialiteit (DMA) en betere leesbaarheid. Uitstekende uitgangspunten, maar hoe groot is de impact als de CSRD-grenzen niet worden aangepast en wat zien we nu in praktijk?

Inleiding

Op 20 juni heeft de EFRAG de nieuwe uitgangspunten gepubliceerd als een “progress report”. Dit is een volgende stap vanuit het eerdere Draghi-rapport, waarbij de administratieve lasten rondom duurzaamheidsverslaggeving en assurance naar beneden moesten om zo de concurrentiepositie van Europese ondernemingen te verbeteren ten opzichte van globale concurrenten. Van Beest en Orij (2025)[2] hebben hierover reeds gerapporteerd in Duurzaam-ondernemen.nl en ook in het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie (2025) hun licht laten schijnen over de voor- en nadelen van Omnibus. Dit artikel gaat daarop verder door de uitgangspunten van de nieuwe ESRS-revisie uiteen te zetten, maar tegelijkertijd te laten zien waarom de impact van de revisie toch beperkter zal zijn in praktijk.

ESRS-revisie

With the revision of the ESRS, the EC aims to alleviate unnecessary administrative burdens on undertakings while still meeting the core policy objectives of the European Green Deal.” (p. 2)

Uitgangspunten van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) is dus om de ESRS-en dusdanig te verbeteren dat de administratieve lasten sterk zullen dalen, maar wel met het behoud van de uitgangspunten van de Green deal. Dit doen ze door in de breedte significante verbeteringen door te voeren in zes gebieden, zodat het aantal datapunten met +- 50% zal dalen. Deze gebieden zijn:

  1. Het simplificeren van het proces rondom de DMA. Dit proces is als redelijk complex ervaren, waardoor er uitgebreide vastlegging moest plaatsvinden, ook in het kader van de limited assurance van accountants. Ook dient er een helderdere lijn te komen tussen DMA-uitkomsten en sub-topics; lees, niet alle topics binnen die standaard zijn dan automatisch van materieel belang.
  2. Verbeteren van de leesbaarheid. Het aantal pagina’s van de eerste ESRS-rapporten was met ongeveer 60-300 pagina’s toegenomen, daarmee veel te gedetailleerd en de leesbaarheid nam af. Nu wil EFRAG een “executive summary” toestaan en met het verplaatsen van de details naar de bijlage willen ze de leesbaarheid vergroten; meer principles-based “to tell their story”.
  3. Minder overlap tussen ESRS 2 en de topical standards. Er was veel overlap tussen die standaarden, dus om het aantal datapunten te reduceren wordt deze overlap verwijderd. Aantal datapunten dat als “shall disclose” wordt geclassificeerd wordt ingeperkt, en veel beleidsstukken vanuit PAT-vereisten (Policies, Actions & Targets) worden herschreven als “if you have”.
  4. “Overige verbeterpunten (1)”. Er zijn diverse suggesties en initiatieven binnengekomen. Het gaat dan o.a. om hoe om te gaan met commercieel belangrijke informatie (proprietary information), maar ook hoe om te gaan met de duurzaamheidsrapportering bij fusies en overnames.
  5. “Overige verbeterpunten” (2). Vrijwaring als de informatie niet beschikbaar is, vrijwaring van niet materiele topics in de calculaties en verdere simplificatie van de ketenuitvragen. In praktijk bleek inzicht in de totale keten vaak lastig haalbaar en meetbaar vanuit scope 3 en GreenHouseGas-normen (GHG).
  6. “Interoptability” met de ISSB-normen (Internation Sustainability Standards Board). IFRS S1 en S2 zijn eveneens beschreven en uitgegeven vanuit de ISSB. Internationaal is er druk dat naast de ESRSen (voor de toepassing van de CSRD) ook de IFRS S-standaarden van de ISSB mogen worden toegepast. Grootste verschil zit overigens nog in de dubbele (ESRS) enkelvoudige materialiteit (IFRS S-standaarden).

Al met al leveren deze uitgangspunten veel handvatten op voor het versimpelen van duurzaamheidsrapporteringen en daarmee een sterke lastenverlichting. Maar….hoe groot gaat deze impact zijn, indien de Omnibus-uitgangspunten voor CSRD-rapportering blijven bestaan?

Omnibus en praktijk-effecten

Als onderdeel van Omnibus geldt een aanpassing van de normen welke ondernemingen aan de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) moeten voldoen:

  • 1000 medewerkers, en:
  • Meer dan 50 miljoen omzet, of 25 miljoen balanstotaal.

Met name het eerste uitgangspunt zorgt voor een reductie van het aantal ondernemingen die de CSRD (en in praktijk dus de ESRSen) moeten toepassen. Dit was voor Omnibus 250 medewerkers. Voor alle duidelijkheid, dat wordt dus met bovenstaande “revision” NIET aangepast. De revisie geldt alleen voor ondernemingen die wel aan de CSRD-normen voldoen. In praktijk betekent dit dus dat de gesuggereerde aanpassingen GEEN effect hebben voor 80% van de oorspronkelijk in scope zijnde ondernemingen die onder de CSRD vielen. In praktijk worden door deze NIET-CSRD groep allerlei andere stelsels toegepast c.q. worden andere eisen gesteld waar ondernemingen aan willen of moeten voldoen vanuit de keten:

  • Rapportages op basis van de GHG-normen. Het draait dan om de CO2-uitstoot gegevens van ondernemingen. In de keten van Microsoft wordt dit onder andere geëist.
  • Science Based Targets (SBTI). In ketens zoals die van de Albert Heijn dienen toeleveranciers te voldoen aan de klimaatplannen gebaseerd op SBTI; hoe gaat een onderneming toewerken richting net zero 2050.
  • Verschillende ondernemingen moeten rapporteren op basis van CDP (Carbon Disclosure Project) om aan de ketenvragen te voldoen. Op basis van data kan “earth-positive impact” worden bewerkstelligd.
  • In de betonsector worden eisen en verklaringen opgesteld op basis van de “Concrete Sustainability Council” (CSC), waarbij de duurzaamheidsrapportering en CO2 uitstoot wordt opgesteld, maar ook wordt gewerkt met integriteits- en mensenrechten vereisten.
  • Een grote groep ondernemingen is gestart met de Voluntary standard (VSME) van EFRAG, omdat ze zich alvast voor willen bereiden op mogelijke ketenuitvragen.
  • Ondernemingen die specifiek intrinsiek gemotiveerd zijn, gebruiken veelal ISO 26000 over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen als uitgangspunt.

Deze opsomming, die uiteraard totaal niet fungeert als een limitatieve uiteenzetting van toegepaste mogelijkheden laat al zien hoe de wereld van duurzaamheid en verslaggeving diffuser is geworden. En dit heeft ook invloed op de rol van de accountant in dit kader. De accountant laveert bij “externe validering” in de 3000-sectie tussen een opdracht gebaseerd op 3810N (voor de CSRD-assruance), 3000A  (Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie (attest-opdrachten)) of 3410 opdracht inzake de beoordeling van op GHG-protocol gebaseerde uitingen. De vraag is of accountant, bij deze ontbrekende eenduidigheid vanuit ketenuitvragen en certificeringen haar werk te allen tijde met de juiste kwaliteit kan verrichten?

Conclusie

De eerste conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de revisie van de ESRSen gaat leiden tot minder administratieve lasten, meer helderheid en begrijpelijkere rapporten. En dat is zeer prijzenswaardig. De impact op kwaliteit, en vergelijkbaarheid zou pas echt toenemen indien de CSRD-grenzen juist weer naar beneden worden bijgesteld, zodat de standaarden ook weer voor een grote groep ondernemingen van toepassing is. Juist doordat dit puzzelstukje op dit moment ontbreekt, zie je een grote hoeveelheid aan stelsels en toepassingen om aan ketenuitvragen te kunnen voldoen, of het nu gaat om de VSME, SBTI of een op het GHG-protocol gestuurde uitvraag. Allemaal valide, maar het maakt het werk van de accountant niet makkelijker en dient ook niet altijd de betrouwbaarheid van de uitvraag. Dus zijn de ESRS-revisies beter? Jazeker! De nuttigheid van de revisie hangt echter nog af in hoeverre dergelijke aanpassingen worden geïncorporeerd in verschillende (duurzaamheids-)stelsels, zodat alle ketens vanuit dezelfde uitgangspunten gaan redeneren.

Dr. Ferdy van Beest, Directeur Duurzaamheid & Verslaggeving bij CROP accountants & adviseurs en Associate Professor Nyenrode Business Universiteit

[1] draft_status_report_esrs_simplification_20_june_2025.pdf

[2] ‘Omnibus: een vloek of een (administratieve) zegen?’ – Duurzaam Ondernemen