De afgelopen jaren vliegen de Product as a Service (PaaS) bedrijfsmodellen ons om de oren. Je lijkt tegenwoordig alles ‘as a service’ te kunnen krijgen. LaaS (licht as a service), KaaS (keuken as a service), GaaS (gevel as a service); het model lijkt toepasbaar op elk product of elke dienst. Het zou een bijdrage leveren aan de circulaire economie. PaaS bedrijfsmodellen bieden, in de pure vorm, namelijk de mogelijkheid om een gesloten grondstoffenketen te creëren en sluiten daarmee perfect aan bij de overgang naar die nieuwe economie. Hoe is dit in de praktijk?

In deze Special hebben wij tien koplopers die PaaS toepassen geïnterviewd en literatuur geraadpleegd om lessen te trekken hoe PaaS circulair te maken.

Wat is PaaS en hoe past het binnen de begrippen duurzaamheid en circulaire economie?

2.1 Duurzaamheid

Om het kader voor dit PaaS-onderzoek te schetsen beginnen we met uitleg van de begrippen duurzaamheid, circulaire economie, PaaS en Extended Producer Responsibility.

Het begrip duurzaamheid zoals wij het nu gebruiken, stamt uit het Brundtland-rapport ‘Our Common Future’ uit 1987. Hier wordt duurzame ontwikkeling omschreven als:

“Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.”

Als er over behoeften wordt gesproken, heeft het een economische, sociale en ecologische component. Dit staat beter bekend als de drie P’s die in balans moeten zijn: People, Planet en Profit. In dit artikel gebruiken we het begrip duurzaamheid bij materialen, grondstoffen, producten of diensten als iets wat binnen de drie P’s een positieve bijdrage levert aan de behoefte van toekomstige generaties.

2.2 Circulaire economie

Waar duurzaamheid een breed begrip is, is circulaire economie (CE) wat nauwer geformuleerd. Alsnog worden er in de wetenschappelijke literatuur en vakbladen meer dan honderd verschillende definities van CE gebruikt. Dat er zoveel verschillende definities in omloop zijn, komt doordat CE wordt toegepast door een sterk uiteenlopende groep van onderzoekers en professionals (Kirchherr, Reike & Hekkert, 2017). De definitie van CE die we in dit artikel gebruiken, kenmerkt zich door een economisch systeem van gesloten kringlopen. Dit houdt in dat:

  1. De waarde van grondstoffen, onderdelen en producten zoveel mogelijk behouden blijft en kringlopen gesloten blijven;
  2. Hernieuwbare grondstoffen worden gebruikt en hernieuwbare energie aan het systeem wordt toegevoegd;
  3. Bij de productie van goederen ‘design voor hergebruik’ en uitsluiten van vervuiling centraal staan.

Dit is het tegenovergestelde van het huidige ‘lineaire’ productieproces: produceren, transporteren, verkopen, gebruiken en aan het einde weggooien van het product. De gekozen definitie komt van de Ellen McArthur Foundation en wordt wereldwijd breed toegepast door overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

CE gaat tegelijk verder dan een (lineair) product ‘duurzaam’ produceren, dat wil zeggen met gebruik van duurzame materialen en/of duurzame energie bij het (lineaire) productieproces. Een circulaire economie vereist ook een systeemverandering. Dit betekent het sluiten van kringlopen, het opzetten van retourlogistiek en refurbishment-faciliteiten voor goederen. Zo’n circulair productieproces vergt een ander bedrijfsmodel voor de producent.

2.3 Product-as-a-Service-bedrijfsmodellen: wanneer zijn ze circulair?

Het concept van Product as a Service maakt onderdeel uit van Product Service Systems (PSS), een concept dat sinds de jaren negentig van de vorige eeuw geacht wordt als het meest effectieve instrument om de maatschappij naar een circulaire economie te brengen (Tukker, 2015). Maar is dat terecht? PSS zijn, volgens Tukker, “een mix van materiële producten en immateriële diensten die zodanig zijn ontworpen en gecombineerd dat zij gezamenlijk in staat zijn om aan de behoeften van de eindverbruiker te voldoen”. PSS is dus een specifiek type van waardepropositie dat door een bedrijf aan zijn klanten wordt aangeboden. De focus ligt niet meer op het te verkopen product maar op de service of de verbinding van product en service. De verschuiving van materiaal naar service kan leiden tot een minimalisering van de materiaalstromen in de economie, terwijl de dienstverlening en/of de gebruikerstevredenheid wordt gemaximaliseerd. Vooral de gebruiksgerichte en resultaatgerichte] vormen van PSS-modellen zouden goed passen in een circulaire economie. Het verdienmodel is gekoppeld aan het gebruik en het resultaat en niet aan de verkoop van het product. Alle materiële producten en verbruiksgoederen die worden verbruikt om het gebruik, dan wel resultaat te leveren, worden nu kostenfactoren voor de leverancier/fabrikant. Hierdoor ontstaat een stimulans om het verbruik ervan tot een minimum te beperken en de levensduur van het product sterk te verbeteren.

In de praktijk maken deze factoren een PaaS-bedrijfsmodel niet automatisch circulair. Als het product terugkomt bij de fabrikant, is dit nog geen garantie dat het kan worden hergebruikt. De principes van een Extended Producer Responsibility kunnen helpen om die garantie te bieden.

2.4 Extended Producer Responsibility

Bij Extended Producer Responsibility (EPR) neemt de producent verantwoordelijkheid voor het product aan het einde van een productleven. Voorwaarde is dat producenten een manier vinden om hun producten weer in te nemen. Voorbeelden zijn de inzameling van plastic voedselverpakkingen, autobanden en elektronische apparaten. Een andere manier is dat de producent eigenaar blijft van het product, zoals bij PaaS. Voor de Europese Unie en voor Nederland staan de EPR-principes centraal om circulariteit te bereiken. Zie het beleidskader circulariteit en PaaS voor meer informatie.

Door de EPR uit te breiden en als producent verantwoordelijkheid te nemen, van herontwerp tot de recycling van je product, kunnen bedrijven die een PaaS-model hanteren dit meer circulair maken. Opties om de EPR te verbreden zijn:

  • Design voor Demontage: om handelingskosten te drukken is er een prikkel om een product optimaal demonteerbaar te maken. Met deze methode kunnen onderdelen gemakkelijker worden gerefurbished of gerecycled.
  • Design voor Recycling: gelijk aan het vorige, maar met de focus dat de onderdelen en/of de materialen te recyclen zijn. Uiteraard zoveel mogelijk zonder ‘downcycling’.
  • Product onderhouden: een open deur, maar je product goed onderhouden zorgt voor een langere levensduur.
  • Langere gebruikscyclus: producenten hebben een prikkel nodig om de gebruiks- en levensduur van hun product te verlengen zodat het product langer mee gaat en minder onderhoud nodig heeft. Anders dan onderhoud, moet hier worden gekeken naar het ontwerp en de gebruikte materialen.
  • Getrapte waardebenutting: het model geeft producenten ook een prikkel om naast het repareren en hergebruiken van producten ook onderdelen, materialen of restproducten te gebruiken voor het fabriceren van andere producten omdat het reststromen garandeert en deze in plaats van nieuwe grondstoffen kunnen worden gebruikt.

Als een bedrijf EPR-principes toepast, kan PaaS als bedrijfsmodel helpen om kringlopen te sluiten op het niveau van materialen, onderdelen en producten.

Lees het volledige artikel op de website van Rabobank

Daniël Poolen en Karolina Ryszka van RaboResearch Nederland