Het ministerie van VROM, dat de zaak had aangespannen, houdt Akzo verantwoordelijk voor het verspreiden van met HCH vervuilde grond. Vanaf een bedrijfsterrein van Akzo in Hengelo zou bouwgrond en -afval in de jaren vijftig en zestig zijn verspreid over Twente. Tot op heden zijn 290 mogelijk verontreinigde plekken ontdekt.

Akzo heeft volgens de uitspraak van het gerechtshof niet ernstig verwijtbaar gehandeld. Eerder veroordeelden de rechtbank in Almelo en het gerechtshof in Arnhem het chemieconcern wel voor de bodemvervuiling.

Het hof in Den Bosch heeft het arrest van het gerechtshof Arnhem nu vernietigd. Daardoor hoeft Akzo Nobel niet op te draaien voor de saneringskosten. Het Rijk heeft inmiddels €27 miljoen uitgegeven aan de bodemsanering.

De Hoge Raad eiste in 2001 in een eerdere procedure dat de Staat naast de verwijtbaarheid aantoont dat Akzo met opzet of bewust roekeloos heeft gehandeld. Het chemieconcern stelt dat het niet wist, niet kon of hoefde te weten dat het bedrijfsterrein waar de HCH oorspronkelijk vandaan kwam, was verontreinigd.

Producent van het landbouwgif HCH in Hengelo tussen 1948 en 1952 was Stork. Dat deed in 1954 het terrein over aan ‘buurman’ Akzo. Toen lag er op het bedrijfsterrein 5500 ton HCH opgeslagen. In 1956 verkocht Akzo 1500 ton voor verwerking door aan Philips. De rest is in 1975 in 22.500 vaten naar Duitsland afgevoerd.

Het ministerie bestempelde de zaak tot principekwestie wegens het belang dat ondernemingen zeggen te hechten aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. VROM kan tegen de uitspraak in cassatie bij de Hoge Raad. Het ministerie was gisteren niet bereikbaar voor commentaar.