“Buitenlandse inspecteurs die toezien op de veiligheid in kledingfabrieken in Bangladesh worden op korte termijn het land uitgezet als de Europese Unie nu niet ingrijpt. Als belangrijkste handelspartner hebben wij ook iets te zeggen en daarom wil ik dat eurocommissaris Malmström de druk op het land opvoert. De inspecties moeten doorgang kunnen vinden”, dat zegt Europarlementariër Agnes Jongerius naar aanleiding van de berichten dat de internationale inspecteurs hun werk in Bangladesh niet meer mogen doen.

Na het instorten van de Rana Plaza fabriek in 2013 sloten internationale kledingmerken en vakbonden het zogenaamde Bangladesh Veiligheidsakkoord. De kledingmerken aangesloten bij het Bangladesh Veiligheidsakkoord zouden alleen kleding afnemen van fabrieken die meewerken aan inspecties. Aangezien de overheid van Bangladesh onvoldoende in staat was om de inspecties zelf uit te voeren werd dit gedaan door het Bangladesh Veiligheidsakkoord zelf. Deze inspecteurs mogen door een uitspraak van het Hooggerechtshof in Bangladesh vanaf 30 november hun werk niet meer uitvoeren.

“De veiligheid in de naaiateliers is de laatste jaren door het Bangladesh Veiligheidsakkoord sterk verbeterd. Helaas is de overheid van Bangladesh nog lang niet in staat om de inspecties zelf uit te voeren. De veiligheid van twee miljoen werknemers in de kledingindustrie staat daarmee op het spel.”

Daarom spreekt Jongerius eurocommissaris Malmström donderdagochtend over de situatie in Bangladesh. De Europese Unie is de grootste handelspartner van Bangladesh. Het land kan vrijwel ongelimiteerd kleding exporteren naar de Europese Unie. Namens een brede delegatie in het Europees Parlement zal Jongerius een brief overhandigen aan Malmström waarin er aangedrongen wordt op actie richting de overheid van Bangladesh.