Wie is en wat doet Nigel Roome?

Ik ben associate dean (van de MBA-programma’s van TiasNimbas Business School) en ik ben academisch directeur van Globus, het onderzoekscentrum voor Global Corporate Responsibility & Governance, tevens van TiasNimbas. Ik ben ook voorzitter van de raad van bestuur van de European Academy of Business in Society, een organisatie die onderzoek doet naar het onderwijs over maatschappelijk verantwoord ondernemen en de positie van het bedrijfsleven in de maatschappij promoot. Leden van EABIS zijn onder ander een aantal gerenommeerde Europese business schools en een aantal zakelijke leden.

Ik werk in Nederland, maar ik ben in de rest van Europa en daarbuiten waarschijnlijk bekender dan hier. Zo ontving ik in 2006 bijvoorbeeld een life-time achievement award voor mijn werk over maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame ontwikkeling, onderwerpen waaraan ik werk in Europa en Noord-Amerika sinds het begin van de jaren ’90. Ik was docent Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen aan de Manchester Business School in 1990 en vervolgens bekleedde ik in 1993 de eerste leerstoel in Business & Environment in Noord-Amerika. Gedurende deze periode werkte ik samen met Maurice Strong, die de directeur was van de Earth Summit in Rio de Janeiro in 1992.

Ik heb langdurige ervaring in het onderwijs en onderzoek en heb me ingezet voor het opstellen van het MBA-curriculum over duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Wat zou u met name wetenschappelijk onderzocht willen zien op het gebied van CSR?

Ik heb een brede benadering voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame ontwikkeling. Het onderzoek dat ik gedaan heb varieert van de achtergronden en implicaties van mondialisering tot de vaardigheden en competenties van bestuurders met betrekking tot duurzame ontwikkeling. Een van de vaste thema’s van mijn onderzoek is dat ik probeer te begrijpen hoe bestuurders, ondernemingen en maatschappijen omgaan met de uitdaging van verandering door middel van processen als onderwijs, innovatie en leiderschap. Ik zorg er ook voor dat deze kennis ook vertaald wordt naar een MBA-curriculum, zodat toekomstige bestuurders beter voorbereid zijn om met deze onderwerpen om te gaan. Ik zie onderzoek als een zeer belangrijke basis voor onderwijsprogramma’s en voor onderzoek is samenwerking met bedrijven ook cruciaal.

Ik heb veel geluk gehad dat ik enkele uitzonderlijke bedrijven en hun besturen heb mogen bestuderen en dat ik de mogelijkheid heb gehad om een aantal nationale overheden te adviseren, alsmede de Verenigde Naties en de Europese Unie.
Ik geloof dat er nog steeds een grote behoefte bestaat aan meer onderzoek naar de manier waarop bedrijven meer verantwoorde en duurzame activiteiten opzetten.

Er zijn nogal wat hoogleraren her en der op Nederlandse universiteiten. Er was destijds toch ook een gezamenlijk onderzoeksprogramma? Hoe staat het daarmee?

Dit project werd gesponsord door het NOW en het Ministerie van Economische Zaken van 2002 tot 2004. Ik heb ook wat steun gekregen voor een project dat de aanpak onderzocht die werd gehanteerd door enkele leidende krachten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen in Europa, die MVO hadden geïmplementeerd in hun bedrijven en organisatie. Dit bouwt verder op onderzoek sinds 1990. Het wordt gebruikt om toekomstige bestuurders te onderwijzen over de implementatie van dit proces.
Momenteel heb ik twee beurzen om de rol en de praktijk van leiderschap te bestuderen die bijdragen aan MVO. Ook coördineerde hij recent een succesvolle aanvraag bij de Europese Commissie voor een project om de invloed van MVO te bestuderen en te meten.

Is er gezien de crisis nog wel werk voor afgestudeerde CSR-studenten?

Ik heb recentelijk wat als provocerend ervaren ideeën gepubliceerd over de kredietcrisis, omdat veel banken die medeverantwoordelijk waren voor de crisis een vrij goede benadering hadden met betrekking tot conventionele MVO. Toch handelden de bestuurders en senior managers van deze banken niet op een manier die wij als verantwoordelijk beschouwen. Het ziet ernaar uit dat we niet nog meer managers nodig hebben met een traditioneel begrip van MVO of zelfs zakelijke ethiek. We hebben eigenlijk meer afgestudeerden nodig die beter in staat zijn om een bedrijf, haar activiteiten en relaties te analyseren en in een context te plaatsen met andere spelers in de economie en de maatschappij. Dit vereist een systeemdenken dat nauwelijks onderwezen wordt op business schools en universiteiten. In de kern komt het er op neer dat als je het systeem niet kan zien dat je beïnvloedt, je ook niet kan bijdragen aan het bestuur van dat systeem. Dus we hebben niet zozeer meer MVO-afgestudeerden nodig, maar eerder meer managers die in staat zijn om de gevolgen van hun handelen te overzien en daarnaar te handelen.

Wat vindt u van het overheidsbeleid t.a.v. MVO?

Aansluitend op mijn eerdere opmerkingen dat MVO een cruciaal onderdeel is van leiderschap, innovatie en verandering, en dat het daarom onderdeel is van alle zakelijke beslissingen, zou ik zeggen dat de Nederlandse overheid vergeleken met andere overheden een vrij beperkte en onvolkomen kijk heeft op MVO.

In alle eerlijkheid, de druk die de huidige vraag naar MVO heeft doen ontstaan is al meer dan 20 jaar oud. De eerste reacties van toonaangevende ondernemingen, business schools en universiteiten in Nederland startte circa 10 jaar geleden en de eerste zichtbare reactie in het overheidsbeleid was 5 jaar geleden. Eigenlijk lopen we dus 20 jaar achter op deze thema’s. Vanuit dit perspectief gezien is alles wat er tot nu toe gedaan is vrij laat gestart en ook nog in beperkte mate. Dit heeft een nogal gelimiteerde visie en een langzaam tempo van verandering tot gevolg.

Welke Nederlandse ondernemingen vindt u prachtige voorbeelden op het gebied van CSR?

Er zijn wel goede voorbeelden te noemen van MVO, maar uitstekende voorbeelden zijn nogal zeldzaam. Er is namelijk vaak sprake van zelf-promotie en verkeerde informatievoorziening. Ik zou Rabobank voorstellen voor zijn visie en voor zijn doelen. Ook Unilever, Shell en TNT ontwikkelen interessante initiatieven. Maar de meeste bedrijven hebben hetzelfde probleem – er is een kerngroep die iets weet van MVO, maar het is moeilijk om dat onder de aandacht te brengen van alle medewerkers en MVO in al hun keuzen te implementeren.
In dat opzicht heeft Simon Levelt, het thee- en koffiebedrijf, meer bereikt dan andere bedrijven wat betreft sociale en milieugerelateerde producten.

Als u terugkijkt op de ontwikkeling van MVO in Nederland wat valt u dan op?

Ondanks mijn opmerkingen hierboven is Nederland waarschijnlijk meer dan vele andere landen in de wereld ontwikkeld op het terrein van MVO. Dat is goed nieuws en tegelijkertijd ook een beetje verontrustend. Afgezien daarvan zijn er nog twee punten die me blijven fascineren wanneer ik Nederland bekijk. Ten eerste lijkt er een grote interesse te bestaan voor ideeën uit het buitenland die een specifiek onderwerp betreffen en aanstekelijke korte namen hebben – ideeën zoals Triple Bottom Line, Bottom of the Pyramid, Cradle to Cradle of Open Innovation. Deze ideeën worden vaak gebruikt, maar ik hoor zelden iemand hun oorsprong terugbrengen tot aan de vroege jaren ’90. Misschien heeft het te maken met het idee dat het modern en internationaal overkomt om termen zoals deze te gebruiken. Maar het lijkt mij vrij spijtig dat mensen niet beseffen dat veel ideeën die buiten Nederland zijn bedacht niet zomaar in deze cultuur werken zonder serieuze aanpassing.

Ten tweede heb ik ook kritiek op mijn eigen sector, het hoger onderwijs. Hier vallen mij twee dingen op. De leeftijd van de studenten aan de universiteiten ligt hier significant lager dan in vele andere landen en daarnaast leidt het onderwijssysteem studenten meer op voor de wetenschap dan dat het hen vaardigheden biedt voor hun toekomstige rol als burgers, bestuurders en beslissers.
Dat lijkt een vrij merkwaardige benadering, gezien de uitdagingen van onze tijd. De wereld wordt namelijk steeds complexer en dynamischer, en raakt tegelijkertijd steeds meer verbonden. Nog steeds echter overheerst het monodisciplinaire academische model met hoogleraren die opereren als hoofden van onderzoekscentra en louter publiceren voor andere wetenschappers. Terwijl ze veel beter onderzoek kunnen doen naar dingen die in de praktijk nodig zijn en die kennis zouden moeten overdragen aan studenten.
Als er niet een drastische innovatie van het onderwijsmodel plaatsvindt zal er weinig daadwerkelijk relevants uitgevonden worden in Nederland.

Wilt u verder nog iets kwijt?

Innovatie is een veelgebruikt woord in de Nederlandse samenleving, maar het lijkt erop dat de capaciteit om creatief te denken en het proces om die ideeën ten uitvoer te brengen vrij beperkt worden begrepen.