De oplossing van het klimaatprobleem is een zaak voor iedereen. Het Nederlands bedrijfsleven heeft zich hieraan gecommitteerd, heeft (gevalideerde) plannen en is op alle fronten bezig. De CO2-reductieopgave waar wij met z’n allen voor staan is echter alleen al in Nederland van een schaal zoals we die slechts kennen van de wederopbouw na de Tweede wereldoorlog. Alleen door stevige coördinatie vanuit de overheid en intensieve samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid en stakeholders zijn de klimaatdoelen haalbaar.
Juridisering leidt tot rechtsonzekerheid
Juridisering gaat ten koste van een benadering van overleg, overtuiging en samenwerking. Bedrijven zullen de komende jaren fundamentele veranderingen moeten realiseren en vele honderden miljoenen, in sommige gevallen miljarden, gaan investeren. Rechtszaken betekenen echter jarenlange onzekerheid voor bedrijven en kunnen leiden tot terughoudendheid om die beslissingen daadwerkelijk te nemen.
Uitstralingseffect van aanpak individuele bedrijven slechts in Europa
Het aanpakken van één onderneming biedt geen zicht op het vinden van reële oplossingen voor de klimaatproblematiek. Andere ondernemingen kunnen immers hun activiteiten doorzetten. Het klimaatvraagstuk is een mondiaal probleem, maar op wereldschaal zijn bedrijven als KLM, ING en Ahold Delhaize geen systeemspelers. Ook Shell is dat niet: in 2022 produceerde het ongeveer 1,5% van de olie en 2% van het gas dat wereldwijd wordt verkocht.
Er wordt soms wel gesteld dat één gewonnen rechtszaak een uitstralingseffect heeft over de hele wereld omdat er in boardrooms van alle grote bedrijven over gesproken en vervolgens naar gehandeld wordt. Dit geldt niet voor bedrijven in China, Rusland, India, Brazilië of het Midden-Oosten. In de VS worden inmiddels rechtszaken gevoerd tegen bedrijven die ‘teveel’ aan klimaatbeleid zouden doen.
Ongelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven
Als de rechter een individuele CO2-reductiedoelstelling oplegt aan een individueel Nederlands bedrijf betekent dat een ongelijk speelveld ten opzichte van binnenlandse en buitenlandse concurrenten die deze verplichting niet kennen.
Eén van de grote bottlenecks in de transitie naar een CO2-neutrale en circulaire economie is dat individuele bedrijven het verschil meestal niet kúnnen maken zolang de vraag naar hun duurzame producten er onvoldoende is, c.q. zolang consumenten nog voor het niet-duurzame alternatief kunnen kiezen. Wordt een individueel bedrijf daar desondanks toe verplicht, dan is dat zeer schadelijk voor dat bedrijf zonder dat het klimaatvraagstuk er iets mee opschiet. Sterker nog, wanneer het er toe leidt dat een ander, minder duurzaam bedrijf meer gaat produceren betekent het dat de wereld er slechter van wordt.
Klimaatregie hoort bij de overheid
Voor het afwegen van alle belangen bij de energietransitie ligt het primaat bij de politiek. De politiek in Brussel en Den Haag heeft inmiddels per sector het CO2-reductiedoel en de aanpak bepaald, waarbij zij een evenwichtige afweging in alle maatschappelijke aspecten hebben gemaakt hoe het klimaatdoel van 55% respectievelijk 60% in Nederland gehaald gaat worden. Zo zal in Nederland de bijdrage van de industrie aan CO2-reductie naar 2030 bijvoorbeeld veel groter zijn dan die van burgers met huur- en koopwoningen of van de boeren.