Het is cruciaal dat textielfabrieken in productielanden weten waar de Nederlandse kledingmerken naar toe willen met duurzaamheid. Daarvoor zijn lokale steunpunten nodig die uitleg geven over het Nederlandse textielconvenant voor duurzame kleding. MVO Nederland en Nyenrode Business Universiteit deden vorige maand in Bangladesh een steekproef onder twintig fabrikanten. Slechts één fabriek wist van dit convenant af.

De twintig fabrieken deden mee aan een training. Ze waren geselecteerd uit de 262 fabrieken die leveren aan Nederlandse merken die meedoen aan het Convenant Duurzame Kleding en Textiel van de Sociaal-Economische Raad (SER). Met deze fabrieken moeten onze kledingmerken een risicoanalyse uitvoeren om misstanden op te sporen en samen verbeterplannen op te stellen.

Het is een belangrijke stap vooruit dat er door het convenant transparantie is ontstaan over de producenten die zakendoen met de Nederlandse merken. Daardoor kon het Bengaalse BUFT Centre for CSR and Sustainability (BCCS) gericht de fabrieken in Bangladesh uitnodigen die de mode in de Nederlandse winkelstraten maken. MVO Nederland en Nyenrode helpen het BCCS bij de opzet en uitvoering van deze trainingen.

Het SER-convenant kan een belangrijke impuls geven aan de verduurzaming van de kleding- en textielsector. Niet alleen door in een risicoanalyse de grootste misstanden op de werkvloer aan te pakken, maar ook door daar gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor te nemen.

Nu worden fabrieken opgescheept met verbeterplannen, waarvoor ze zelf de kosten moeten dragen. Het convenant is gericht op gezamenlijke investering in een keten met vaste partners. Bijvoorbeeld door gezamenlijk technologische verbeteringen door te voeren, minimumlonen vast te stellen en door aan te sluiten op internationale MVO-raamwerken, zoals de OESO-richtlijnen. Zo’n gezamenlijke aanpak is ongebruikelijk, maar biedt een kans om misstanden structureel aan te pakken.

Wat niet helpt, is dat het SER-convenant wordt neergezet als een compliance mechanisme. In recente mediaberichten wordt naar aanleiding van de eerste jaarrapportage over het convenant vooral ingezoomd op meldingen van misstanden en hoe die zijn opgevolgd. Die realiteit is er en moet ook worden aangepakt, maar daar zijn al andere kanalen voor.

Waar wij het SER-convenant op willen afrekenen, is of het bijdraagt aan wederzijds begrip tussen de kledingfabrieken en de merken over de oorzaken achter veel misstanden om op basis daarvan tot gezamenlijke verbeteringen komen. Het convenant is veel effectiever als Nederlandse partijen en buitenlandse fabrikanten goed met elkaar afstemmen. Lokale steunpunten in de productielanden zijn hierbij een belangrijke, nu nog ontbrekende schakel.

André Nijhof, hoogleraar duurzaam ondernemen aan Universiteit Nyenrode, en Michiel van Yperen, sectormanager textiel bij MVO Nederland.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het FD.