Een aantal bouwbedrijven, waaronder BAM, hebben stappen gezet om een deel van hun huizenproductie uit te voeren in hout, met als reden dat hout voordelen heeft zowel op constructief vlak als op het vlak van CO2-opslag. Bovendien is duurzaam hout in Europa in voldoende mate beschikbaar en is er ruimte voor duurzame groei van houtproductie. De vraag doet zich dus voor: heeft beton nog wel een toekomst?

Innovatie of marginalisatie

Door recente ontwikkelingen is de kans reëel dat beton marktaandeel gaat verliezen. Wil de betonsector dat voorkomen, dan moeten hoge duurzaamheidsambities worden waargemaakt. Er zijn investeringen in disruptieve innovaties nodig om grotere sprongen in verduurzaming te maken. Maar van oudsher is de betonsector operationeel ingericht en ontbreekt het aan innovatiekracht, zo is mijn observatie. Gelukkig laat het Betonakkoord zien dat koplopers in de betonsector bereid zijn te innoveren, de leiding nemen en investeren. Dat is maar goed ook, want als deze innovaties er niet komen, dan treedt er verdere marginalisatie op.

Beste combinatie

Het is te eenvoudig enkel de discussie te voeren of beton beter of slechter is dan hout (of een ander materiaal). Bij het ontwerpen en bouwen van huizen, bruggen, tunnels is het van belang dat het materiaal zo efficiënt en gunstig mogelijk wordt toegepast. Immers, inefficiënt gebruik van materialen is niet duurzaam. Het komt zelden tot nooit voor dat een bouwwerk voor 100% uit één materiaal wordt gemaakt. In bijna alle gevallen gaat het om de beste combinatie.

Veel is al mogelijk

Het streven naar de beste combinatie geldt niet alleen voor hout, staal en beton, maar ook in beton zelf. Vertrouwde betonsamenstellingen maken door duurzaamheidsdoelen en schaarste van grondstoffen plaats voor nieuwe samenstellingen. Het beste wat we daarbij kunnen bereiken is een betonsamenstelling met ‘zero impact’. Het is goed om te beseffen dat bijna de helft van de reductie van de CO2-uitstoot die we nastreven met beton, nu al haalbaar is met middelen die nu al bekend zijn. Denk hierbij aan CO2 afvangen bij de productie, alternatieve bindmiddelen, cementsteenrecycling, klinkervervanging, slimmere bouwplanning en nog veel meer.

Maar er zijn veel meer mogelijkheden om CO2-uitstoot te reduceren dan alleen in relatie tot cement. Bijna 80% van de mogelijke reductie wordt bepaald voordat de bouw start. Dus het is voor opdrachtgevers, ontwikkelaars, ontwerpers en constructeurs cruciaal om vooraf kennis te vergaren over de mogelijkheden. Helaas is het kennisniveau binnen de gehele bouwsector over wat er allemaal kan en wat moet anno 2022 nog ver onder de maat. Gelukkig worden er, onder andere door de Betonvereniging, relevante trainingen en opleidingen aangeboden om deze kennisleemte te vullen, dus maak daar gebruik van.

De concurrentieslag winnen of verliezen?

Cementproducenten hebben CO2-rechten, maar die worden jaarlijks verminderd. Bij gelijkblijvende productie moeten dus emissierechten worden bijgekocht. Je zou kunnen beweren dat dit een tijdelijk karakter heeft, maar feit is dat de prijs voor CO2-rechten in de tussentijd flink is gestegen. Het gevolg is dat ook de materiaalkosten van beton snel en waarschijnlijk blijvend omhoog zijn gegaan. Deze kosten worden door pricing power van producenten doorbelast aan de markt en uiteindelijk aan de consument. Dit financiële mechanisme heeft nog niet geleid tot verwachte innovatie: lagere CO2-uitstoot en dus ook minder behoefte aan CO2-rechten. Als we deze opwaartse trend willen doorbreken, moet er een fundamentele verandering plaats vinden in de markt. Bijvoorbeeld door nieuwe toetreders die daadwerkelijk hun CO2-emissie omlaag brengen en concurrerend zijn op milieu-impact.

Een lage MKI wordt als inkoopcriterium steeds belangrijker en een gunstigere milieu-impact levert een concurrentievoordeel op tijdens aanbestedingen. Het is het verschil tussen wel of niet een project winnen. Beton met minder of geen CO2-uitstoot is straks geen optie meer, maar een must have en cruciaal in de concurrentiestrijd. Kennis van de reductie van CO2-uitstoot is essentieel voor het binnenhalen van nieuwe werken en het voortbestaan van bedrijven.

Hoge restwaarde

Er is nog een andere manier om naar duurzaamheid te kijken. Zowel in de woningbouw als in de infrastructuur zien wij dat bestaande betonnen constructies met een aantal ingrepen een geheel nieuwe toepassing krijgen of dat de levensduur ervan kan worden verlengd. Er zijn mooie voorbeelden van kantoorpanden die worden omgebouwd naar woningen, waarbij er een nieuwe bestemming wordt gegeven aan het betonnen skelet. En de levensduur van betonnen bruggen kan worden verlengd door monitoring, zelfhelende reparatiemortels en/of kunstvezelversterking. Deze mogelijkheden zijn grotendeels nog onbenut terwijl hier beton ze juist meer kansen biedt in vergelijking met andere materialen. Bestaande betonconstructies hebben namelijk een hoge restwaarde die door de functieverandering of levensduurverlenging kan worden verzilverd. Hierin zit dus de waardecreatie.

Toekomst in eigen hand

De noodzaak tot het verminderen van de CO2-uitstoot leidt tot een verschuiving in toepassing van materialen. Er moet continu worden gezocht naar de optimale combinatie van materialen en optimale betonsamenstellingen. Als er grotere innovatieve stappen worden gezet, kan de concurrentiestrijd worden gewonnen en blijft er toekomst voor beton. Die toekomst wordt bepaald door het lerend vermogen van de sector zelf en de innovatiekracht van koplopers en nieuwe toetreders.

Ir.ing. S.M. (Sander) den Blanken RO (48) studeerde Civiele Techniek aan de TU Delft. Hij heeft meer dan twintig jaar ervaring bij diverse ingenieursbureaus, waaronder Arcadis, Ingenieursbureau Gemeente Amsterdam en Arup. Sinds maart 2019 is Den Blanken managing director van BAM Infraconsult en sinds augustus 2020 statutair directeur van BAM Infra Assetmanagement, beide onderdeel van BAM Infra Nederland. Samen met Dorien Staal, statutair directeur van betonfabriek Voorbij Prefab.

Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website CementOnline en op verzoek van de auteur overgenomen.