Prof.dr. Rob van Tulder is internationaal politiek econoom en hoogleraar International Business-Society Management aan Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM). Hij onderzoekt onder andere in welke mate internationale multinationals maatschappelijk verantwoord ondernemen. De MOOC Opent extern ‘Driving Business Towards The SDGs’ die Van Tulder met collega’s ontwikkelde, kreeg een Excellence Award van het Sustainable Development Solutions Network van de Verenigde Naties. Van Tulder zegt: “Bij veel internationale bedrijven staat verantwoord produceren hoog op de agenda. SDG12 is steeds meer een gewoon managementvraagstuk.”

De vraag is niet meer óf je verduurzaamt, maar hoe, met wie en wanneer”, zei Rob van Tulder eerder.

Hoe staat het bedrijfsleven ten opzichte van SDG12?
“Als je kijkt wat 81 internationale ‘Global 500’ ondernemingen belangrijk vinden, staat SDG12 op de vierde plaats van de zeventien SDG’s, wijst ons onderzoek uit. SDG12 wordt door veel ondernemingen omarmd. Maar: bij de daadwerkelijke implementatie bestaan nog uitdagingen. Tegelijkertijd is het omarmen van SDG12 een logische intentie, vanwege het strategische belang van een goed georganiseerde keten van producenten en consumenten.”

Maar we zijn er nog lang niet?
“Vanuit juridisch perspectief kun je zeggen: het zijn nog vage beloften, er zijn vaak geen harde regels. Maar vanuit een managementperspectief kun je ook stellen: verandering begint met intentie, en als die goed is, kan die zelfs verdergaan dan wetgeving.
In mijn boek ‘Getting all the motives right’ (2018) probeer ik te kijken welke motieven ondernemers moeten aannemen om in de juiste richting strategieën te ontwikkelen. Er liggen barrières op de weg maar geen van die barrières blijken onoverkomelijk. Ze vergen wel nieuwe bedrijfsmodellen, nieuwe missiestatements en nieuwe vormen van samenwerking. Dat ondernemingen er ‘nog niet zijn’ is daarom evident. Als C&A de gehele keten duurzaam wil maken, moeten ze de duizenden naaiateliers waarmee ze wereldwijd samenwerken óók verduurzamen. Dat zijn grote uitdagingen, daarom vind ik het niet terecht te zeggen ‘de grote bedrijven zijn er nog niet’.
Uit het onderzoek dat ik doe, blijkt dat als je als bedrijf SDG12 niet hebt omarmd, je een probleem hebt. Dan maak je jezelf als bedrijf kwetsbaar. Je krijgt bijvoorbeeld – terecht – felle maatschappelijke kritiek als er nog kinderarbeid in de keten aan het licht komt, en je niet hebt nagedacht hoe je dit probleem voor de langere termijn gaat aanpakken.”

Gaat het vooral om imago? 
“Nee, het gaat echt om het businessmodel van ondernemingen. We weten uit onderzoek: grote ondernemingen die enkel vanuit hun imago aan SDG’s werken, staan niet sterk. Imago is belangrijk, maar ook kwaliteit van levering, het aantrekken van langere termijn investeerders en dergelijke. Verder kun je ook steeds meer een concurrentievoordeel behalen als je SDG12 omarmt. Hoewel veel consumenten hun koopgedrag nog steeds vooral door lage prijzen laten beïnvloeden, worden overheden steeds kritischer. Zij willen alleen samenwerken met bedrijven die SDG’s toonbaar maken. Het inkoopbeleid van de overheid is een gigantische markt.
Nog een reden wordt langzaam maar zeker duidelijk: als Europese bedrijven internationaal willen concurreren met bijvoorbeeld grote Chinese bedrijven, moeten ze niet inzetten op lage prijzen, daarmee winnen ze het niet. Het is slimmer om in te zetten op bijvoorbeeld eerlijke beloningen bij toeleveranciers, waardoor de keten beter functioneert. Of op een beter verhaal bij de afnemers, waardoor het product aantrekkelijker wordt.”

“Als C&A de gehele keten duurzaam wil maken, moeten ze de duizenden naaiateliers waarmee ze wereldwijd samenwerken óók verduurzamen. Dat zijn grote uitdagingen”

Hoe groot is deze ‘transitie’? 
“Ook toeleveranciers, afnemers en partners zijn onderdeel van de keten en moeten duurzaam worden gemaakt – zowel ecologisch, sociaal als economisch. Ik doe op wereldschaal onderzoek hiernaar. Ik bekijk hoe we tot nieuwe, innovatieve businessmodellen en ketenmodellen kunnen komen.
Een voorbeeld: Unilever werkt samen met 40.000 kleine thee-boeren in Sri Lanka. Als ze de keten op langere termijn duurzaam willen maken, betekent het waarschijnlijk dat er minder boeren thee gaan verbouwen, en dat Unilever uiteindelijk alleen werkt met boeren die efficiënter werken en waarbij arbeidsomstandigheden beter zijn, of waar de gemeenschap als geheel profiteert. Bedrijfskundig relevant voor de duurzaamheidsagenda, maar maatschappelijk natuurlijk zeer uitdagend: hoe ga je om met de ‘verliezers’ van deze transitie?  Hoe organiseer je bijvoorbeeld een sociaal vangnet voor de boeren waarmee de samenwerking stopt?”

Bent u positief over de toekomst? 
“De SDG-agenda is positief en vooral ook tijdig, als je kijkt naar de grote maatschappelijke uitdagingen waar we momenteel voor staan.  De SDG’s zijn positief geformuleerde doelen. Dat heeft wat mij betreft niets te maken met ideologie of politiek, maar vooral met pragmatisch geformuleerde doelen waar niemand tegen kan zijn. En ze zijn te behalen, via ‘multi-stakeholder engagement’ zoals dat heet. Ik ben als wetenschapper daarbij geneigd niet aan de kant te blijven staan.
Eén van de belangrijkste SDG-principes is ‘partnering’, samenwerking. De overheid, ondernemingen, NGO’s en kennisinstellingen worden geacht veel meer samen te werken met elkaar en meedenken: hoe gaan we dit doen?”

Wat is uw rol als wetenschapper hierin?
“De rol voor ons als universiteit bij al deze transitievraagstukken is enerzijds fundamenteel onderzoek te doen. Hiernaast doen we wat je noemt ‘collaborative action research’. Dat houdt in: met de partijen samen nadenken over betere businessmodellen en meten of het de goede richting op gaat. Het wiel rondom SDG12 moet voor een deel nog uitgevonden worden. Het Partnerships Resource Centre, waarvan ik academisch directeur ben, werkt onder andere samen met bedrijven (zoals Philips en Unilever), met overheden (het Ministerie van Buitenlandse Zaken) en met maatschappelijke organisaties (zoals Solidaridad en het Wereld Natuur Fonds) en andere kennisinstellingen.”

Kunt u een voorbeeld geven van een onderzoek?
“Op dit moment doen we bijvoorbeeld een onderzoek in het zuiden van de Filipijnen, in een oorlogsgebied. Je ziet daar dat een lokale bananenonderneming een positief effect heeft op het conflict dat er woedt, door op een duurzame manier bananen te gaan produceren. Ze willen de keten verduurzamen, de gemeenschap betrekken, er is meer werkgelegenheid, de boeren krijgen beter betaald, en tegelijkertijd dragen ze zorg voor het regenwoud. De oorlog is in eerste instantie gedeeltelijk te verklaren door dezelfde dingen: het ecologische systeem gaat eraan, er is veel armoede en werkloosheid onder jongeren, juist daardoor ontstaat conflict. Concurrerende ondernemingen hebben in het verleden een ander model gebruikt: Japanse en Amerikaanse ondernemingen zetten in op zo laag mogelijke lonen, zonder aandacht voor de natuurlijke omgeving. Dat leidde mede tot het conflict.  We zien dat de lokale bananenonderneming met een duurzame insteek een groot positief effect weet te bereiken. Dat heeft heel motiverende dimensies: ik zat als onderzoeker bijvoorbeeld bij een presentatie van het project, midden in de jungle. De presentator van de corporatie liet een slideshow zien met de SDG’s, hij zei ‘hier willen we ons bij aansluiten’. Het is een mooi voorbeeld van hoe een onderneming met een pragmatisch businessmodel ook een oplossing kan bieden voor een veel groter maatschappelijk vraagstuk. Deze ervaring is bemoedigend en inspirerend, en helpt universiteiten hopelijk om zich meer te richten op maatschappelijk relevant onderzoek.”