Richard van Bremen en Martin Scherpenisse werken beiden bij de provincie Zeeland. Van Bremen is senior beleidsmedewerker circulaire economie en Scherpenisse senior strategisch inkoopadviseur. Samen werken zij aan het project Circular Bio-based Construction Industry (CBCI). Dit wordt gefinancierd uit het Interreg 2 Zeeën-Programma. Dit project ontwikkelt een integrale aanpak voor circulaire bouw om het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en CO2-uitstoot te verminderen.

Hoe is dit project ontstaan?

De aanleiding voor het CBCI-project kwam voort uit ervaringen die de provincie had opgedaan met de bouw van een kliniek voor geestelijke gezondheidszorg. Van Bremen en Sherpenisse zijn samen betrokken geweest bij de circulaire bouw van de kliniek van Emergis, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Emergis gaf bij de provincie aan dat de instelling een nieuwe kliniek wilden bouwen, maar dat ze dat graag circulair wilden doen. ‘Ik ben toen met Emergis in gesprek gegaan over wat de kliniek nodig had. Dat was vrij simpel: kennis en geld’, vertelt Van Bremen. Scherpenisse begint te lachen: ‘Vervolgens stond Richard bij mij voor de deur. Hij zei tegen mij: Jij zit voortaan in een ontwikkelteam!’ In dit team zaten verschillende spelers, zoals de Rabobank (zowel regionaal als nationaal), ICT-ondersteuning, de architect en andere betrokkenen. ‘Ik leverde in deze samenwerking de contract- en aanbestedingskennis. Met dit team zijn we gaan onderzoeken hoe we de circulaire kliniek konden realiseren in samenwerking met lokale Zeeuwse bedrijven.’

Op een gegeven moment kreeg het ontwikkelteam het districtsgebouw van Rijkswaterstaat in Terneuzen in het vizier – in 2000 nog verkozen tot het meest duurzame gebouw van Nederland. Het districtsgebouw moest afgebroken en verplaatst worden voor de bouw van de nieuwe sluis Terneuzen. Van Bremen vertelt: ‘Dat bleek een hele puzzel. Uiteindelijk heeft het ontwikkelteam, met veel goede wil en een beetje geluk, het voor elkaar gekregen dat de kliniek grotendeels is gebouwd met de aangeboden materialen uit het districtskantoor.’

De ervaringen uit dit unieke project vormden de basis voor de aanvraag voor een vervolgproject met een Europese subsidie. Scherpenisse zegt: ‘Dit ontwikkelteam was echt een succes. Daarom is er bij de aanvraag ook gezegd dat participatie van de provincie het project sterker zou maken.

Kunnen jullie het CBCI-project toelichten?

Van Bremen legt uit dat het project is opgedeeld in vier werkpakketten. ‘De provincie Zeeland, in dit geval Martin, is in de lead voor werkpakket 3. Dat pakket houdt zich bezig met het circulair gebruik maken en inzetten van Europese aanbestedingsregels. Voor dit werkpakket is de deskresearch afgerond en worden er binnenkort interviews afgenomen’.

Daarnaast zijn er nog drie andere werkpakketten. Van Bremen: ‘Werkpakket 1 houdt zich bezig met financieel economische modellen. Wij doen nu ook workshops samen met dit team. We koppelen hierin economische kennis aan aanbestedingskennis. Werkpakket 2 gaat over testen van bio-based materialen . En werkpakket 4 betreft het gebruiken én testen van deze materialen in de praktijk via ‘Living Labs’: de tweede kliniek van Emergis en een lesgebouw in Gent.’

‘Toch blijft het nog steeds zoeken en ontdekken’, aldus Van Bremen. ‘We voeren binnen het project bijvoorbeeld nog steeds de discussie over wat de circulaire economie nu écht betekent? Wat verstaan we eronder en hoe meten we dat’.

Wat levert het project uiteindelijk op?

Scherpenisse vertelt: ‘Uiteindelijk worden er een aantal white papers gepubliceerd, waarin de circulaire aanbestedingsmethodiek wordt gepubliceerd. Hierin staat ervaring en kennis die we hebben opgedaan, ook op basis van voorbeelden uit België, Frankrijk en de UK. Dit wordt onder andere opgehaald via interviews met (bouw)professionals en de markt.  Zo komen we tot heel veel concrete meetbare resultaten. Bijvoorbeeld: hoeveel mensen en organisaties hebben kennis opgedaan over Europees circulair aanbesteden? Hoeveel organisaties gaan dit toepassen in hun dagelijkse werkzaamheden?’

In hoeverre passen de doelstellingen van dit project binnen de ambities van de provincie?

Sinds 2013 is de provincie Zeeland al bezig met bio-based inkopen en sinds kort ook met circulair inkopen. ‘Onze provincie is hierin echt een koploper. Dit komt ook doordat ons college sterk heeft ingezet op bio-based inkopen’ zegt Scherpenisse. Van Bremen vult aan: ‘Bij ons valt circulaire economie onder het beleidsdossier economie. Dat is een bedrijfsmatige insteek. We zijn gaan kijken naar waar de energie in de samenleving zit op het gebied van circulaire economie. Daarom zijn wij vooral actief geworden op het gebied van de bouw, waarbij de verblijfrecreatie een sterke positie inneemt. We zijn begonnen met twee recreatiebedrijven die circulair wilden bouwen. Dat zijn er inmiddels twintig geworden. Wij stimuleren lokaal aan de voorkant en gaan vervolgens naar Europa om de opschaling te versnellen.’

Scherpenisse: ‘Wij hadden eigenlijk niet gedacht dat er Zeeuwse aannemers waren die daadwerkelijk wilden  meedenken en circulair wilden bouwen. Dat is ook de rol van de provincie: het lokale mkb stimuleren.’

Wat is de toegevoegde waarde van het project voor jullie provincie?

Scherpenisse begint: ‘Ten eerste kunnen wij, door deelname aan dit project, garanderen dat Emergis een tweede kliniek kan bouwen. Dat is natuurlijk leuk. Minstens zo waardevol, maar een stuk minder praktisch is wat wij aan de vergaarde kennis hebben binnen onze organisatie.’ Van Bremen vertelt: ‘Wat wij elkaar steeds vragen is: ‘leuk dat project, maar wat heb je ervan geleerd?’ Daarvoor hebben wij buiten de organisatie subsidie verleend om een regionaal kennis- en innovatienetwerk circulair bouwen te ontwikkelen. In feite is dit een circulair ontwikkelteam op provinciale schaal. In het verleden lieten we iemand een mooie presentatie geven over circulaire economie en ging iedereen weer over tot de orde van de dag. Tegenwoordig leert onze organisatie en passen we het aangebodene meteen toe.’

Leren jullie hier zelf iets van dat weer toegepast kan worden in jullie ‘dagelijkse’ werkzaamheden?

Scherpenisse: ‘Wij kunnen binnen CBCI onderzoek doen naar circulair aanbesteden en dat levert veel nieuwe inzichten op. Je kijkt namelijk niet alleen met je eigen provincie, maar ook met vier landen (binnen het fondsenprogramma Interreg 2 Zeeën is een partner aan de overkant van het kanaal/Noordzee verplicht, red.). Dan leer je ook wat er gebeurt in al die andere landen. Die hebben allemaal een andere blik op dit vraagstuk. Dat is heel leuk om te ontdekken.’

Hij vult aan dat ze een aanbestedingsmethodiek aan het ontwikkelen zijn die breed toepasbaar is om bio-based en circulair materiaal in het gebouw te krijgen. Het project zelf gaat over wanden, vloeren en gevels. Maar, als je een gevel kan ontwikkelen, dan kan je ook een deur of een dak ontwikkelen. Dat is het idee: het zoeken naar een methode.’ Scherpenisse legt verder uit: ‘Als je kijkt naar het aanloopproject, de eerste kliniek van Emergis, dan hadden wij niet geweten hoe je dat Europees had moeten aanbesteden. Dat is dus mooi aan het CBCI-project. Daarin onderzoeken we ook hoe je dat wél zou kunnen aanpakken.’

Dit project wordt gefinancierd vanuit Interreg 2 Zeeën. Hoe heeft dat impact op het project?

Juist de internationale samenwerking wordt als zeer prettig ervaren door de provincie. Van Bremen vertelt: ‘Als je naar Zeeland kijkt, dan zijn er misschien 10-15 mensen dagelijks direct betrokken bij circulair bouwen. Maar als je in zo’n project werkt dan ga je ‘écht extern’. In ons project doet bijvoorbeeld ook de universiteit van Bath mee. Als een professor hier iets over vertelt, dan krijg je ook echt iets te horen.’

Scherpenisse: legt uit dat er vanuit het subsidieprogramma ook verwacht wordt dat er echt wordt samengewerkt. Dat moet verder gaan dan bijvoorbeeld alleen een stadsbezoek. ‘De professor in Engeland moet ook met de Zeeuwse partners om tafel om mee te werken aan een oplossing’. Van Bremen vult aan: ‘Het proces met de projectgroep heeft echt een goede energie. Dat voegt enorm veel toe. Er zitten echte professionals aan de tafel. Er wordt wel eens gezegd dat Nederlanders direct zijn, maar omdat de sfeer zo goed is krijg je echt scherpe discussies‘.

Hebben jullie tips voor andere collega’s die ook interesse hebben in het opzetten van of participeren in een Europees project?

‘Bij ons versterken inkoop en beleid elkaar, tot in het college. Het zowel binnen de organisatie als daarbuiten kijken, is vernieuwend’, aldus Scherpenisse. Daarnaast geeft Van Bremen ook nog een verbeterpunt mee voor het project: ‘Er moeten hele systemen worden doorgeworsteld. Niet alleen tijdens de aanvraag maar ook tijdens het project. Dat zal de tweede keer ongetwijfeld een stuk makkelijker gaan, maar is nu echt wennen’.

Van Bremen vertelt: ‘Binnen onze organisatie zijn de lijntjes kort en is het makkelijk om de gedeputeerden aan te spreken. Maar we hebben ook goede relaties met kennisinstellingen, zoals hogescholen. Zo’n Europees project moet niet je eerste project zijn. Er moet toch al wel ervaring zijn in de organisatie. Dit was nooit gelukt als wij niet de ervaringen hadden gehad van de eerste kliniek.’

De provincie Zeeland is in dit project partner en geen observant. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop er binnen de provincie met het project wordt omgegaan. Scherpenisse: ‘Als partner sta je aan de lat. Dat geeft andere energie. Het moet van ons komen. Er zit verder in het project geen inkoopkennis. Dat moeten wij aanleveren’.

Dit artikel is overgenomen van De Europese Ster