Deze visie wordt ontwikkeld in het ontwerpadvies over maatschappelijk ondernemen, De winst van waarden, dat de SER in zijn openbare raadsvergadering van vrijdag 15 december a.s. zal behandelen. Het is opgesteld door een ad hoc-commissie onder voorzitterschap van SER-voorzitter dr. H.H.F. Wijffels. Het is een reactie op een adviesaanvraag van staatssecretaris Ybema van Economische Zaken namens het kabinet van december 1999. De adviesaanvraag richtte zich vooral op de rollen van overheden, bedrijfsleven, sociale partners en andere relevante maatschappelijke instellingen ten aanzien van -maatschappelijk ondernemerschap’: -hoe kunnen die rollen worden ingevuld om de samenwerking bij het realiseren van gemeenschappelijke doelen op een effectieve wijze vorm te geven?”

Het ontwerpadvies typeert de onderneming als een winstbeogende organisatie en een langetermijn samenwerkingsverband van verschillende bij de onderneming betrokken partijen (stakeholders). Ondernemingen scheppen maatschappelijke waarde door goederen en diensten voort te brengen en door werkgelegenheid alsmede bronnen van inkomensverwerving te scheppen.
Wat verstaat het ontwerpadvies onder maatschappelijk (verantwoord) ondernemen?
het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op waardecreatie in drie dimensies – Profit, People, Planet – en daarmee op de bijdrage aan de maatschappelijke welvaart op lange termijn;

een relatie onderhouden met de verschillende belanghebbenden op basis van doorzichtigheid en dialoog, waarbij antwoord wordt gegeven op gerechtvaardigde vragen uit de maatschappij.

De precieze invulling van het maatschappelijk ondernemerschap is een vrije – maar geen vrijblijvende – keuze voor en door de afzonderlijke onderneming. Elke onderneming dient zelf keuzen te maken in het krachtenveld van wat moet (vanwege wet- en regelgeving én vanwege maatschappelijke verwachtingen), van wat hoort (uit persoonlijke overtuiging van de ondernemer) en van wat loont (en dus het eigenbelang en de continuïteit van de onderneming dient). In dat verband gaat het ontwerpadvies dieper in op bepaalde aspecten van het welbegrepen eigen belang van ondernemingen, waaronder de behoefte aan een goede leefbaarheid van de directe omgeving, de waarde van een goede reputatie (op de afzetmarkt, op de arbeidsmarkt en op de kapitaalmarkt) en het belang van gemotiveerde medewerkers.

Maatschappelijk ondernemerschap houdt ook open communicatie in, als basis voor een dialoog met belanghebbenden. Het is belangrijk dat het ondernemingshandelen transparant is. De onderneming doet er daarom goed aan duidelijkheid te verschaffen over de eigen doelstellingen (bedrijfscode, missie statement) en over de realisatie daarvan. De interne en externe werking van een bedrijfscode wordt versterkt door goede voorzieningen te treffen voor evaluatie en onderhoud, rapportage, behandeling van klachten en externe verificatie.

Het ontwerpadvies ziet de onlangs herziene OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen als een standaard voor een passend gedragspatroon in het internationale verkeer en als een goed referentiekader voor ondernemingen bij het opzetten van een eigen code. Voor de implementatie van de richtlijnen zijn nationale contactpunten (NCP’s) ingesteld. Het ontwerpadvies onderstreept het belang van een goed functioneren van het Nederlandse NCP. Tot de taken behoort onder meer het onderzoek naar klachten (al dan niet formeel ingediend) over gedragingen van ondernemingen. De sociale partners zullen actief bij de werkzaamheden van het NCP moeten worden betrokken. Daarnaast is het van belang dat het NCP structurele contacten met belanghebbende niet-gouvernementele organisaties (interested parties) onderhoudt.
Naast het NCP kan ook een informatiecentrum over maatschappelijk ondernemen in het algemeen – dat zich primair richt op het inzichtelijk maken van en doorverwijzen naar bestaande informatiebronnen – een nuttige functie vervullen.

Overheden (centraal, regionaal en lokaal) zijn belangrijke counterparts voor maatschappelijk ondernemerschap. Het ontwerpadvies voorziet thans geen nieuwe wet- en regelgeving, ook niet ten aanzien van de rapportageverplichtingen van bedrijven. Wel kan de overheid optreden als stimulator en facilitator van maatschappelijk ondernemen. En de overheid dient ook vooral haar functies van marktmeester en van aanbieder van publieke voorzieningen goed te vervullen. Ten slotte mag van de overheden zelf ook goed -maatschappelijk ondernemerschap’ worden verwacht in hun rollen als werkgever en als inkoper/opdrachtgever.