Energiehubs kunnen zorgen voor vier tot zes Megaton extra CO2-reductie in 2030. Door in een hub onderling samen te werken kunnen bedrijven hun eigen verduurzamingsdoelen beter halen, meer schone elektriciteit produceren en meer elektrische logistieke laadpunten ontwikkelen. Dit blijkt uit onderzoek van Royal HaskoningDHV in opdracht van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) en Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen (PVB Nederland). NVDE-voorzitter Olof van der Gaag en PVB-programmamanager Richard Kleefman concluderen: “Werken met energiehubs kan echt het verschil maken bij het verduurzamen van bedrijventerreinen. Laten we er snel mee aan de slag gaan.”

Veel bedrijven buiten de vijf grote industriële clusters van ons land worstelen momenteel met het verlagen van hun CO2-emissies en het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Vaak lukt het niet om grote stappen te maken omdat het elektriciteitsnet ‘vol’ zit. Samen optrekken in de vorm van een energiehub biedt dan vaak een oplossing: door processen onderling af te stemmen en energie direct uit te wisselen, blijkt er veel meer verduurzaming mogelijk met de bestaande infrastructuur.

Advies- en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV schatte in dat alleen al bij zo’n 350 grotere, energie-intensieve bedrijventerreinen een energiehub-benadering kan leiden tot vier tot zes Mton CO2-reductie in 2030, oftewel drie tot vier procent ten opzichte van onze huidige totale emissies. Binnen een energiehub kunnen ze bijvoorbeeld wél elektrificeren waar dat nu door de beperkte capaciteit van het elektriciteitsnet niet kan; ze kunnen meer wind- en zonne-energieprojecten op het terrein realiseren en logistieke centra kunnen meer elektrische laadpunten ontwikkelen voor hun wagenpark.

Het onderzoek inventariseert ook wat voor beleid er nodig is om energiehubs te laten werken. Daarvoor is per bedrijventerrein een gezamenlijke verduurzamingsagenda nodig die recht doet aan de specifieke situatie. Die agenda moet ook aansluiten bij lopende regionale ontwikkelingen voor de uitrol van wind- en zonne-energie en de plannen voor het versterken van het elektriciteitsnet.  Tenslotte zullen bedrijven binnen energiehubs voldoende investeringszekerheid nodig hebben om te kunnen ondernemen. Daarvoor is wellicht nationaal beleid nodig. De concretisering daarvan viel buiten het onderzoek, maar dan valt te denken aan:

  • Bedrijven belonen die in een energiehub tot extra CO2-reductie komen, bijvoorbeeld in hun nettarief of een belasting;
  • De vergunningsprocedures te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door ze te combineren;
  • Bedrijven makkelijker toegang te geven tot informatie, bijvoorbeeld de structuur van het elektriciteitsnet op hun terrein;
  • Een gebundelde ondersteuning van energiehubs, in plaats van via allerlei verschillende kleine regelingen

Het onderzoek van Royal HaskoningDHV is de eerste indicatie van het landelijke effect van energiehubs, gebaseerd op een aantal manieren waarop energiehubs de transitie kunnen helpen. Eerdere analyses concentreerden zich op één of enkele specifieke bedrijventerreinen, of op het landelijke effect van één deelaspect. Voor de effectschatting moesten diverse aannames worden gedaan. Omdat deze aannames expliciet in de studie vermeld zijn, hopen we de gedachtenvorming hierover verder te helpen.