In een nog vertrouwelijk onderzoek, dat advies- en ingenieursbureau DHV in opdracht van het ministerie uitvoerde, staat dat de politie de meeste aandacht besteedt aan relatief kleine en lokale milieudelicten.

Het beleid van het Openbaar Ministerie was er daarentegen op gericht juist de ernstige milieufraude aan te pakken.

Volgens onderzoeker Diana de Jong van DHV is dit voornemen niet uitgevoerd. ‘Er zijn in 1999 wel doelstellingen geformuleerd, maar de betrokken opsporings- en politiediensten zijn hierover niet geïnformeerd.’

Dit leidt er volgens DHV toe dat lokale bestuurders prioriteit geven aan zaken die ze zelf belangrijk vinden. De Jong: ‘Die inzet verschilt per regio en korpschefs vullen de prioriteiten naar eigen inzicht in.’

Justitie wil het rapport niet vrijgeven. Wel zegt een woordvoerder van het ministerie dat het onderzoek inmiddels al heeft geleid tot ‘herbezinning, sturing en prioriteit’.

De Jong sprak voor haar onderzoek met rechercheurs en milieuofficieren. Daarnaast lichtte zij vier arrondissementen tot in detail door. Het onderzoek moest een antwoord geven op de vraag waarom het aantal processen-verbaal over milieudelicten sinds het jaar 2000 op en neer gaat.

Sinds het begin van de jaren negentig is extra geld gereserveerd voor de aanpak van grote milieufraude, een speerpunt van het Openbaar Ministerie. De politie moest gaan samenwerken met provinciale en gemeentelijke milieuambtenaren, Rijkswaterstaat en ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst.

De conclusie van DHV over de mislukte aanpak van milieufraude staat op gespannen voet met de uitgelekte plannen van minister Donner om Den Haag het voortouw te geven bij de bestrijding van criminaliteit. Donner wil voor de aanpak van milieufraude een landelijke organisatie inrichten die leiding geeft aan lokale rechercheurs en officieren.

Volgens De Jong blijkt uit het onderzoek naar milieufraude hoe moeilijk dat is. ‘Je kunt wel centraal doelstellingen formuleren, maar je blijft altijd afhankelijk van de specifieke omstandigheden in de regio. In Rotterdam doen zich door de aanwezigheid van een grote haven heel andere vormen van milieufraude voor dan in Limburg. Het is heel moeilijk om met dat soort bijzondere omstandigheden rekening te houden.’