Biologische boeren uit Nederland krijgen als enige uit Europa geen speciale subsidie voor bio-landbouw. De afgelopen jaren ontvingen ze daardoor minder geld dan boeren uit de rest van Europa. Volgens de Europese Commissie steunt Den Haag de biologische landbouw te weinig. Dat blijkt uit onderzoek van Investico voor Trouw en De Groene Amsterdammer.

Ambtenaren van de Europese Commissie schreven deze zomer dat ze ‘niet overtuigd’ waren van de Nederlandse aanpak. Ze voerden ‘intern discussie over waarom Nederland zijn biologische ambitie niet wil vergroten’. Dat staat in documenten van de Europese Commissie die Investico in handen kreeg via een Europees openbaarheidsverzoek. Nederlandse ambtenaren antwoorden: ‘wij verwachten dat de groei langzaam op gang komt’.

‘Doordat biologische boeren minder opbrengst hebben dan gangbare agrariërs, hebben ze die steun juist extra hard nodig’, zegt Robert Baayen, onderzoeker aan Wageningen University & Research (WUR) en voorheen ambtenaar bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Subsidies zijn bovendien extra nodig voor regulier werkende boeren die willen overstappen naar een biologische bedrijfsvoering. Zij kunnen in de regel pas na twee jaar biologisch landbouwen hun producten verkopen onder het label biologisch. In die twee jaar maken ze wel al extra kosten. Ook voor die omschakeling heeft Nederland als een van de weinige Europese landen geen subsidieregeling.

Ook minder dan Nederlandse ‘gangbare’ boeren

Nederlandse bioboeren ontvangen niet alleen minder steun dan hun Europese collega’s. In de periode 2017 tot 2020 kregen ze ook minder Europees geld dan Nederlandse collega-boeren die niet-biologisch, ‘gangbaar’, werken. Zo regelde Nederland dat juist de biosector maar weinig geld kreeg uit een pot voor ‘klimaatvriendelijke praktijken’.

Voor die periode berekende Investico, aan de hand van een steekproef van de helft van de Nederlandse biologische landbouwgrond, hoeveel subsidies biologische boeren direct ontvingen per hectare landbouwgrond en vergeleken dat met de steun per hectare die gangbare landbouwers kregen. Daaruit blijkt dat de biologische sector tien procent minder steun ontving.

Betaalgegevens aan boeren die subsidieverstrekker Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met Investico deelde, bevestigen deze berekeningen. In een reactie laat het landbouwministerie weten dat Nederland de voorbije jaren koos voor ‘brede verduurzaming’ in plaats van ‘extra’ geld naar bio. Inmiddels is de situatie volgens LNV veranderd. ‘Er is meer bekend over de positieve bijdragen van bio op onder meer de doelen voor het klimaat en de biodiversiteit.’

Daarom, zegt het ministerie, krijgen biologische boeren vanaf dit jaar ‘automatisch’ de hoogste premie binnen de duurzaamheidssubsidies van het Europese landbouwgeld, de zogeheten ecoregeling. Maar ook voor deze ‘ecoregeling’ moeten biologische boeren concurreren met reguliere landbouwers. Die kunnen zich ook inschrijven voor de ecoregeling, een apart potje voor biologisch is er dus nog steeds niet.

‘Vorm van greenwashing’

Bij de onderhandelingen voor de nieuwe verdeling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zag onderzoeker Baayen de afgelopen jaren ‘een dubbele houding bij het ministerie’. Hij looft de Nederlandse steun voor de ecoregeling. Tegelijk zwakte Den Haag de duurzaamheidseisen van de belangrijkste subsidiepot, de inkomenssteun, volgens Baayen af. ‘Dat deed Nederland uit angst dat boeren zouden afhaken. Eigenlijk is het een vorm van greenwashing.’

De biologische sector krijgt regelmatig lof uit Den Haag, toch had ze de voorbije jaren allesbehalve prioriteit op het landbouwministerie. Doelen voor meer biologische landbouw werden keer op keer niet gehaald. Tien jaar lang ontbrak het Nederland aan enig beleid gericht op biologische landbouw, concludeerde de Algemene Rekenkamer dit voorjaar nog. Jarenlang zette Nederland vooral in op ‘kringlooplandbouw’. ‘Een vaag begrip, terwijl bio veel concreter is’, zegt onderzoeker Baayen. ‘Zo werd biologische landbouw het ondergeschoven kindje’.