De Nederlandse overheid heeft de doelstelling gedefinieerd dat uiterlijk in 2023 90 procent van alle grote bedrijven de OESO-richtlijnen als referentiekader voor hun internationale activiteiten onderschrijft. De teller staat nu op 35 procent, dus de cijfers blijven ver achter bij de doelstelling. Minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking concludeert op basis van de evaluatie van de IMVO-convenantaanpak dat de deelname van bedrijven te langzaam gaat. Daarom wil zij wetgeving gaan voorbereiden om Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) te bevorderen.

Ook de Europese commissaris Reynders heeft ambities op het vlak van IMVO. Het Nederlands bedrijfsleven pleit voor het maken van Europese wetgeving om een lappendeken aan regelgeving en oneerlijke concurrentie binnen de Europese Unie te voorkomen.

IMVO-risicomanagement

Internationaal ondernemen brengt risico’s met zich mee, bijvoorbeeld indirecte betrokkenheid bij misstanden, milieuschade of kinderarbeid. Bedrijven moeten bij internationaal ondernemen de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen in acht nemen. Dit betekent dat bedrijven mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu respecteren. Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) betekent dat bedrijven zich inspannen om de risico’s op misstanden in kaart te brengen en aan te pakken. In de praktijk zijn mensen in verschillende rollen aan de slag met IMVO-risicomanagement, bijvoorbeeld inkoopmanagers en risico- en kwaliteitsmanagers. Op deze website kunnen bedrijven direct daarmee aan de slag. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de OESO-normen zijn opgesteld om engagement bij bedrijven te stimuleren en transparantie te bevorderen, niet om internationaal ondernemen te ontmoedigen.

Twee sporen

Minister Kaag lichtte tijdens het IMVO-debat in de Tweede Kamer toe dat zij, naast de ontwikkeling van een mkb-steunpunt en de omzetting van convenanten naar sectorale samenwerking, gaat werken aan bouwstenen voor wetgeving. Deze bouwstenen worden gebruikt als voorbereiding voor nationale wetgeving, voor het geval er in Europa vertraging optreedt. Het bedrijfsleven benadrukt dat  nationale wetgeving onwenselijk is. Europese wet- en regelgeving vergroot de effectiviteit en de impact op IMVO-doeleinden. Wanneer alle Europese bedrijven eenzelfde proces doorlopen op het gebied van gepaste zorgvuldigheid (due diligence), wordt veel meer bereikt. Voor welke grootte van bedrijven deze wetgeving moet gaan gelden, is nog niet duidelijk.  Een gemene deler in Brussel en Den Haag is dat er niet alleen regelgeving voor multinationals en grootbedrijf wordt beoogd, maar dat hier ook middelgrote bedrijven in worden betrokken.