“Ons doorgeschoten individualisme ligt aan de basis van de onwil om milieuproblemen op te lossen. Natuurwetenschappelijke inzichten en technisch vernuft zijn inmiddels geen beperkende factoren meer. De wezenlijke bottleneck voor een duurzame ontwikkeling ligt voornamelijk in een tekort aan identificatie met toekomstige generaties.” Zo stelt prof. dr. Marc Davidson in zijn oratie, waarmee hij op 15 april zijn leerstoel Filosofie van duurzame ontwikkeling vanuit een humanistisch perspectief aanvaarde.

Een duurzame ontwikkeling vraagt verbondenheid met toekomstige generaties. Niet alleen omdat ook zij recht hebben op een menswaardig leven. Maar vooral omdat wat betekenis geeft aan ons leven – dat wat wij als meest zinvol ervaren – projecten, activiteiten en tradities zijn waarvan wij willen dat zij door toekomstige generaties weer worden voortgezet. Van familieleven tot eigen bedrijf en van wetenschap tot voetbalclub. Dat iets van waarde blijft voorbij onze individuele bemoeienis daarmee, is echter een idee dat op gespannen voet staat met het moderne individualisme. Individualisme waarin de hoogste waarden worden gegeven door autonomie, zelfbeschikkingsrecht, individuele ontplooiing en individuele behoeftebevrediging. Een breder perspectief is dus hard nodig. De vraag is hoe we weer een partnerschap tussen de generaties kunnen terugkrijgen. Op die vraag gaat Marc Davidson zich vanuit zijn leerstoel richten.

Professor Davidson constateert dat zowel ons economische als ons politieke systeem dit individualisme versterkt. De vrije markt wordt bejubeld omdat marktprikkels het best zouden aansluiten bij de drijfveren van de mens. Tenminste, wanneer men de mens reduceert tot homo economicus: de mens die rationeel vanuit eigenbelang handelt. De homo economicus blijkt echter een self-fulfilling prophecy. De vrije markt voedt mensen op anderen als concurrenten te zien in plaats van partners in gedeelde projecten en holt daarmee juist deelname uit aan praktijken die mensen als meest zingevend ervaren.
Verder pleit Davidson voor een humanisme dat minder de ontplooiing van de individuele mens centraal stelt maar van de mens, het menselijk project, als zodanig. Voor die ontplooiing is een duurzame ontwikkeling namelijk essentieel en op die manier zou onze motivatie om aan een beter milieu te willen werken gevoed kunnen worden.