In deze krant van 11 juli wijst Marleen Janssen Groesbeek in een reactie op het wetsvoorstel van PvdA en Groen Links over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen terecht op het belang van een actieve en wettelijke verantwoordingsplicht over milieu, sociale aspecten en ethische afwegingen bij ondernemen in het buitenland. Het wetsvoorstel is inderdaad een compromis tussen regelgeving over rapportage van maatschappelijk verantwoord ondernemen en zelfregulering en dat past bij het dynamische karakter van het onderwerp. Ten onrechte gaat Janssen Groesbeek er echter vanuit dat de rapportage-eis vrijblijvend is. In de Memorie van Toelichting wordt helder gemaakt dat bedrijven naar waarheid en zo volledig mogelijk moeten rapporteren, verwijzend naar de overeengekomen Oeso-normen. Tevens wordt gerefereerd aan de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en Mensenrechtenverdragen.

Het ‘Global Reporting Initiative’, opgesteld door Kofi Annan en enkele grote bedrijven, kan daarbij leidraad zijn. Tegelijkertijd zijn we ervan overtuigd dat rapportage altijd bedrijfs- en bedrijfstakspecifiek zal zijn. Mochten verslagen onder de maat blijven, dan zijn verificatie en sancties altijd nog mogelijk.

Daarbij hanteren wij wel degelijk een goede definitie van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De Toelichting op het Wetsontwerp refereert aan de noodzaak van een bedrijfsstrategie waarbij het stellen van maatschappelijke doelen intern met de werknemers als wel extern met belanghebbenden cruciaal is voor de moderne onderneming. Janssen Groesbeek refereert vervolgens aan de rampen in Volendam en Enschede als voorbeelden van ondernemersgedrag die niet door ons wetsvoorstel worden gedekt. Dat is juist. Niet omdat het kleine bedrijven betreft, maar omdat het hier gaat om binnenlandse activiteiten en grove overtredingen van de wet.

Een van de hoofdredenen voor indiening van het wetsontwerp is dat sociale onverschilligheid een kostenfactor geworden is in een tijd waar bedrijven op hun publieke verantwoordelijkheid mogen worden aangesproken en globalisering zonder verantwoording op steeds meer internationale demonstraties het hoofdonderwerp is. Genua is daar een recent voorbeeld van.

Het is daarom jammer dat ondanks vele positieve elementen in het kabinetsstandpunt over het SER-rapport ‘De Winst van Waarden’ de verantwoordelijkheidsverdeling tussen markt en overheid in onze risicosamenleving onduidelijk is gebleven. Vandaar dat de Partij van de Arbeid en Groen Links een initiatiefwet hebben ingediend.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt door een groot aantal bedrijven in Nederland zeer serieus aangepakt. Toch is het van belang dat deze trend niet beperkt wordt tot een klein aantal trekkers, maar dat ook in Nederland een level playing field wordt gecreëerd.

Tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer meldde de Rabobank dat maatschappelijk verantwoord ondernemen in Nederland vaak niet verder komt dan de borreltafel. Vele bedrijven, banken, maatschappelijke beleggers, consumentenorganisaties, ondernemersraden en niet-gouvernementele organisaties hebben ons gevraagd een helder kader te vormen door rapportage en transparantie voorop te stellen. Daarbij worden dus per se geen normen per wet opgelegd die een ontwikkeling kunnen smoren, maar worden juist de mogelijkheden versterkt om doelstellingen en maatregelen bedrijfs- en landenspecifiek in te vullen.

De overheid moet geen normen opleggen, maar wel marktmeester zijn in de reputatiemarkt van maatschappelijk ondernemen. Rapportage schept duidelijkheid voor aandeelhouders, pensioenfondsen, werknemers en anderen.

Rapportages over ondernemershandelen spelen vooral in de Verenigde Staten bij beleggingen een grote rol. Ook zijn rapportages van groeiend belang om voor overheidssubsidies in aanmerking te komen. Zo heeft de Nederlandse regering het naleven van een maatschappelijke code verplicht gesteld voor een exportkredietverzekering. Tevens is niet duidelijk hoe de overheid kan voldoen aan haar verplichting te rapporteren aan de Oeso over maatschappelijk ondernemen zonder zelf de rapportages van bedrijven in handen te hebben.

In ons wetsvoorstel vragen wij bedrijven jaarlijks te rapporteren over welke maatregelen zij hebben genomen op het terrein van milieu, arbeidsverhoudingen en ethische afwegingen bij internationale activiteiten. Het waarheidsgehalte wordt controleerbaar gemaakt doordat belanghebbenden deze verslagen aan de Ondernemingskamer kunnen voorleggen. ‘Stakeholders’ kunnen de vinger op de zere plek leggen als blijkt dat een bedrijf zich niet houdt aan wat in het jaarverslag staat vermeld. Van niet-gouvernementele organisaties vereist dit dat op basis van heldere gegevens zakelijk met het bedrijfsleven wordt omgegaan. Dit belemmert geenszins het dynamische proces waarin maatschappelijk ondernemen zich bevindt, maar stimuleert juist de creativiteit in de bedrijven. Het wetsvoorstel is daarvoor de meest geëigende vorm.

Bert Koenders is Tweede-Kamerlid van de PvdA.