In het dossier rond de herziening van het Europese emissiehandelsysteem (ETS), is dé cruciale vraag welke bedrijven zich kunnen scharen in het rijtje van concerns die hun rechten voor de uitstoot van broeikasgas (CO2) na 2012 nog gratis kunnen krijgen. Dat ligt namelijk in het verschiet voor ondernemingen die de kosten van CO2-rechten in het licht van internationale concurrentie niet kunnen doorberekenen.

Het is duidelijk dat stroombedrijven in 2013 al hun emissierechten moeten kopen. Maar bijvoorbeeld de aluminium-, staal-, cement- en papierindustrie claimen voor gratis rechten in aanmerking te komen. De Commissie bepaalt echter pas vanaf 2010 voor wie dit zou kunnen gelden.

Voor bedrijven is er dus alle aanleiding om de komende tijd de deur bij EU-lidstaten en parlementariërs plat te lopen. De landen zelf moeten de rijen nog dichten over een ander aspect uit de ETS-plannen. Om het concurrentienadeel van ETS-plichtige EU-bedrijven op te heffen, kan Brussel importeurs verplichten emissierechten af te dragen voor goederen die zij invoeren uit landen die niet meedoen aan een klimaatakkoord.

Een dergelijke actie staat mogelijk op gespannen voet met de regels van de Wereldhandelsorganisatie. EU-lidstaten met een liberale handelstraditie zoals Groot-Brittannië en Nederland zijn tegen het plan, Frankrijk is voorstander. Maar hoe het systeem precies moet werken, weet niemand. Ook is niet duidelijk wie de emissierechten zou moeten afdragen: het handelsbedrijf dat goederen invoert en verder doorvoert, of een eindaanbieder van de goederen. Het voorstel heeft potentieel grote consequenties voor landen met veel importeurs, zoals Nederland.

Een andere vraag in het ETS-verhaal betreft warmtekrachtinstallaties. In conceptvoorstellen stelde Brussel dat een ‘elektriciteitsproducent’ die bij het genereren van stroom ook warmte doorlevert (warmtekrachtkoppeling, wkk), voor zijn uitstoot niet volledig CO2-rechten zou hoeven gebruiken. Maar valt onder het kopje ‘elektriciteitsproducent’ ook een bedrijf dat toevallig een wkk-installatie heeft, maar wiens hoofddoel niet de productie van stroom is?

Op het gebied van duurzame energie zullen de door Brussel opgelegde doelen voor het aandeel van hernieuwbare bronnen in het energieverbruik van de EU-lidstaten tot getouwtrek leiden. Sommige landen, zoals Frankrijk, hebben een forse inspanning op hun bord gekregen. Parijs moet in 2020 23% van het energieverbruik uit duurzame bronnen halen, tegen 10% nu. Het Elysée heeft een felle lobby gevoerd om kernenergie, waarbij relatief weinig CO2 vrijkomt, mee te laten tellen bij zijn duurzaamheidsinspanningen, tot nu zonder het gewenste resultaat.

Een ander open einde is de clausule dat landen die op eigen gebied het potentieel aan hernieuwbare energiebronnen hebben uitgeput, in andere lidstaten rechten voor duurzaam opgewekte energie kunnen kopen. Maar lidstaten zijn niet verplicht aan zo’n handel mee te werken, en hoe die er precies uit gaat zien, is niet ingevuld.