Voegt een bedrijf ook ecologisch, menselijk en maatschappelijk waarde toe? Deze vraag moeten journalisten vaker stellen aan het bestuur van bedrijven, vinden Michel Scholte, medeoprichter van Impact Institute en Willem Schramade, auteur van ‘Duurzaam kapitalisme‘.

Het cijferseizoen komt er weer aan. Dat levert in het FD en andere kranten heel wat artikelen op over winststijgingen en -dalingen. Er wordt helaas te weinig stilgestaan bij de impact van bedrijven op hun omgeving.

In hoeverre slagen bedrijven erin financieel, ecologisch, menselijk en maatschappelijk waarde toe te voegen, voor alle belanghebbenden? En in hoeverre zijn klimaatprestaties een mogelijk risico voor de financiële prestaties? Hebben bedrijven de juiste middelen in huis om waarde toe te (blijven) voegen? Dat zijn belangrijke vragen die nu veelal onbeantwoord blijven.

Jammer, want met de antwoorden kunnen bedrijven en hun belanghebbenden gerichter op zoek naar waardevolle oplossingen. Hier ligt een rol voor de journalist, die bedrijven en beleid veel ambitieuzer kan beoordelen. Zo krijgt het publiek zicht op de échte prijs en winst van een bedrijf.

Gelukkig is er steeds meer informatie voorhanden, in jaarverslagen en via publieke bronnen. Sterker nog, de beweging naar true pricing is al jaren aan de gang. De methoden bestaan ook.

Impact-meetlat

Zo’n meetmethode werd uitgebracht door de Impact Economy Foundation: het Framework for Impact Statements. ABN Amro publiceerde de afgelopen drie jaar op basis hiervan een zogenaamde maatschappelijke jaarrekening. DBS, Danske Bank en UBS Bank werken hier aan.

Natuurlijk, de meeste bedrijven volgen het voorbeeld van ABN Amro nog niet. Maar je kunt als financieel analist of journalist de bedrijven wel degelijk langs deze meetlat leggen.

Neem een luchtvaartmaatschappij: daarvan zijn de CO2-uitstoot en arbeidskosten in het jaarverslag te vinden. Vermenigvuldig de uitstoot met een CO2-prijs en je hebt een eerste benadering van de ecologische kosten. Stel de uitstoot is 30 miljoen ton en je hanteert een CO2-prijs van €100 per ton, dan is dat een kostenpost van €3 mrd. Maar dan ben je er nog niet: dat is zonder de andere ecologische kosten, zoals verlies aan biodiversiteit en stikstofuitstoot. We zullen die luchtvaartmaatschappij ook moeten vragen wat haar plan is om die kosten terug te brengen – idealiter sneller en goedkoper dan de concurrent, zodat zij er zelfs een concurrentievoordeel aan ontleent.

Dan de sociale kant. Wat kunnen we halen uit jaarverslagen over lonen en gelijkheid? Wordt er een gemiddelde, of mediaan van de inkomensverdeling gegeven? Of blijft dit beperkt tot de beloning aan de top? Zelfs bij het laatste is een verband te leggen met de inkomens aan de onderkant.

Positie werknemers

Ook zijn in jaarverslagen allerlei gegevens te vinden over de gezondheid en veiligheid van werknemers. De gerapporteerde indicatoren zijn doorgaans beperkt, maar in combinatie met externe data en veronderstellingen kan de waarde grof geschat worden. Echte prijzen zijn voor een veelheid van zaken beschikbaar, bijvoorbeeld uit de recent gepubliceerde ‘Monetisation Factors for True Pricing’ van de True Price Foundation.

Kan de rapportage beter? Ja natuurlijk, idealiter komt er veel meer informatie vrij over de waarde die voor klanten en anderen gegenereerd wordt. De aard van de benodigde informatie hangt sterk af van het soort activiteiten van de onderneming. Zo heeft Philips als missie om mensen gezonder te maken. Om dat concreet te maken laat Philips zien hoeveel mensenlevens het verbetert, maar het is nog niet duidelijk in welke mate. Daar kan de goede analist of journalist doorvragen: om wiens levens gaat het? Verlengt Philips hun leven? Verhoogt het ook de kwaliteit van leven? En zo ja, hoe dan? Met hoeveel?

Let wel, dit is niet alleen om duurzaamheidsredenen relevant: niet-financiële waarde heeft interactie met financiële waarde. De mate waarin Philips erin slaagt die mensen te helpen, komt grotendeels overeen met de zaken die Philips’ financiële succes bepalen, zoals innovatie, klantgerichtheid en werknemerstevredenheid. Het gaat uiteindelijk om het vermogen waardevolle oplossingen te bieden. En voor de waardering bij een overname is dit ook zeer relevant.

Philips heeft de huishoudelijke tak in de etalage staan, maar we weten nu niet of het de verdiende waardering krijgt voor zijn innovatievermogen en de relatief goede arbeidsomstandigheden van zijn medewerkers. We weten evenmin of die waarde bij de koper in stand blijft en welke compensatie de Nederlandse en Europese overheden zouden moeten vragen voor een mogelijk verlies van hoogwaardige activiteit.

Weinig transparantie

Tot slot is het belangrijk dat journalisten de geringe transparantie veel scherper aan de kaak stellen. Dat geldt ook voor wat nu al wel financieel is: over het rendement van de immateriële activa op de balansen van bedrijven wordt nauwelijks gerapporteerd. Dat zorgt voor risico’s en maakt het voor institutionele en particuliere beleggers moeilijk om investeringsbeslissingen te nemen die financieel en maatschappelijk solide zijn. Zo schreef Shell ruim €20 mrd af op oliereserves en is het recent financieel aansprakelijkheid gesteld voor vervuiling in de Niger Delta. Dat zijn grote klappen waarop te anticiperen valt.

Als journalisten zich scherper op deze zaken richten, krijgen we interessantere en waardevollere financieel-economische journalistiek. Het kan en moet ambitieuzer.

Michel Scholte is medeoprichter van Impact Institute en True Price. Willem Schramade is onderzoeker en adviseur duurzame financiering en auteur van ‘Duurzaam kapitalisme’.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het FD en is met toestemming auteurs overgenomen.