Mag Nederland producten weren die onder slechte arbeidsomstandigheden zijn gemaakt? En kan een fabrikant een zaak aanspannen tegen een land wanneer het minimumloon wordt verhoogd? Promovendus Ruben Zandvliet dook in de juridische en ethische knelpunten tussen het internationale handelsrecht, investeringsrecht en arbeidsrecht. Zijn promotie is op 21 februari aan de Universiteit van Leiden.

Het instorten van het Rana Plaza gebouw in Bangladesh in 2013, waarbij 1134 textielarbeiders om het leven kwamen, is uitgegroeid tot hét symbool voor de soms mensonterende arbeidsomstandigheden in de huidige geglobaliseerde wereldeconomie.  ‘Arbeid is een productiefactor, dus als arbeid duurder wordt, kan een fabrikant de productie verplaatsen,’ zegt jurist Ruben Zandvliet. ‘Daarom komt onze kleding tegenwoordig uit Bangladesh en niet meer uit Tilburg.’ Dit fenomeen wordt gefaciliteerd door het economisch recht: de regels die internationale handel en buitenlandse investeringen beschermen.

Eerlijke internationale concurrentie

Het internationale investeringsrecht beschermt bedrijven die in een ander land een investering doen – bijvoorbeeld tegen onteigening en ‘oneerlijke’ behandeling. Bij het internationale handelsrecht gaat het voornamelijk over de goederen zelf. Landen verlagen hun invoerheffingen zodat import en export steeds goedkoper wordt. Handel en investeringen leiden tot economische groei, zo stelt de economische theorie, en moeten daarom bevorderd worden. Maar de juridische afspraken over hierover beïnvloeden de regulering van arbeid, concludeert Zandvliet. Zowel in positieve als in negatieve zin.

Arbeidsrecht versus investeringsrecht

Stel, een Nederlands bedrijf laat goederen maken in een ander land. En dat land verhoogt het minimumloon, om zijn werknemers een beter arbeidspositie te geven. Dan wordt de productie voor dat bedrijf duurder. Op grond van het investeringsrecht zou het bedrijf kunnen zeggen: dit is een vorm van oneerlijke behandeling dus we gaan niet mee in die loonsverhoging. Zandvliet: ‘Er is slechts één casus hiervan beschreven. Het bedrijf Veolia begon een zaak tegen de Egyptische staat omdat die het minimumloon verhoogde, wat gevolgen had voor de activiteiten van Veolia in Egypte. Volgens Egyptische overheidsfunctionarissen heeft het land deze zaak uiteindelijk gewonnen. Maar de uitspraak en overige documenten zijn niet openbaar, dus het is gissen naar de overwegingen van het tribunaal.’

Handel beschermen

Een ander aspect is dat handel ingezet zou kunnen worden om verbetering van arbeidsomstandigheden af te dwingen. Zou Nederland bijvoorbeeld goederen die geproduceerd zijn onder slechte arbeidsomstandigheden, mogen weren? Het internationaal handelsrecht – gevat in handelsverdragen tussen landen – beschermt de producent hiertegen. ‘Het handelsrecht biedt wel ruimte om af te wijken van deze regels, om publieke waarden te beschermen. Zo verbiedt de Europese Unie bijvoorbeeld de import van zeehondenbont. Onder juristen roept dat discussie op: waarom zeehondenbont wel weren, maar kinderarbeid niet,’ zegt Zandvliet. ‘Inmiddels is de discussie verschoven van het weren van individuele goederen, naar het uitbreiden van handelsverdragen met clausules over arbeidsomstandigheden om de positie van werknemers te beschermen of verbeteren. Daarin staat dan bijvoorbeeld dat de landen hun arbeidsrecht niet mogen verslechteren.’

Mensenrechten verbeteren?

Het aantal van dit soort clausules neemt toe, concludeert Zandvliet. ‘Maar de handhaving nog niet. Landen zijn toch terughoudend met het aanspreken van hun handelspartner op het naleven van het arbeidsrecht.’ Wat hem verder verbaasde, was de intentie die er achter deze clausules zit. ‘Het lijkt een morele stap, een streven naar betere mensenrechten. Maar als je het taalgebruik in die clausules nauwkeurig analyseert, is het doel eigenlijk eerlijke concurrentie. Er is namelijk alleen sprake van schending van de clausule als er een economisch effect is,’ aldus Zandvliet. ‘Maar dat de nadruk meer op het economische aspect ligt dan op de mensenrechten, wordt wel een beetje verbloemd, ontdekte ik.’

Betere handelsakkoorden

Op basis van de afspraken en regels van de World Trade Organisation en de International Labour Organisation en bilaterale handels- en investeringsverdragen – zoals CETA, het akkoord tussen Canada en de Europese Unie – heeft Zandvliet geprobeerd zoveel mogelijk knelpunten tussen handelsrecht, investeringsrecht en arbeidsrecht te identificeren. ‘Er worden nog altijd veel bilaterale handelsverdragen gesloten. Mijn onderzoek kan ambtenaren wereldwijd helpen om die te verbeteren, zodat zij daadwerkelijk bijdragen aan eerlijke handel en betere bescherming van werknemers. Bovendien kan het helpen bij de interpretatie van verdragen en het beslechten van geschillen tussen landen.’