Nederland heeft ambitieuze doelstellingen voor een circulaire economie en als maatschappij zitten we midden in een transitie naar een toekomstbestendige economie die is gebaseerd op recycling en hergebruik. In de praktijk blijkt dat het belastingstelsel een barrière vormt voor circulaire innovatie, omdat het huidige stelsel niet-duurzaam ondernemen beloont. In Nederland werd de schatkist in 2018 voor 51% gevuld met lasten op arbeid. Slechts 9% van alle belastinginkomsten bestond uit ‘groene’ belastingen. Om die reden is het raadzaam om een fiscale koerswijziging te onderzoeken als mogelijke oplossing voor de duurzame transitie; een verlaging van de lasten op arbeid en verhoging van belastingen op grondstoffen en vervuiling. De coronacrisis creëert extra momentum om hierover na te denken. Deze publicatie is de derde van een serie, waarin de invloed van het belastingstelsel zowel vanuit verschillende sectoren als in brede zin wordt belicht.

De huidige lineaire productie en consumptie die wordt gekenmerkt door produceren en kopen, tegen de laagste kosten voor de laagste prijs, en daarna weggooien en volledig vernietigen, is met een groeiende bevolking en groeiende wereldwijde welvaart niet langer houdbaar. Het leidt tot uitputting van de beschikbare grondstoffen, toenemende druk op lokale gemeenschappen en een onherstelbaar verlies en schade aan de natuur. Het is daarom zaak om hergebruik van consumptiegoederen te stimuleren. De hierboven voorgestelde mogelijke wijziging van het belastingstelsel kan daarbij helpen.

Jaarlijks gooien we wereldwijd 92 miljoen ton aan kleding weg. Hiervan komt 73 procent in de verbrandingsoven of op de vuilnisbelt terecht. Minder dan 1 procent van de weggegooide kleding wordt hergebruikt. Door zoveel nog draagbare kleding weg te gooien en te vernietigen, wordt wereldwijd jaarlijks maar liefst meer dan 500 miljard dollar verspild. En door de toename van de welvaart zal de vraag naar kleding naar verwachting in 2050 verdriedubbelen tot jaarlijks 160 miljoen ton, met grote negatieve gevolgen voor het milieu en de maatschappij.

Een vergelijkbaar probleem speelt bij elektronica en witgoed. In 2019 werd wereldwijd 53,6 miljoen ton aan elektronica weggegooid. Dat is 21 procent meer dan vijf jaar geleden. In 2019 werd slechts 17,4 procent van het elektronisch afval hergebruikt. Jaarlijks wordt voor zo’n 57 miljard dollar aan kostbare materialen als goud, zilver, koper, platina weggegooid of verbrand. De enorme hoeveelheden afval uit elektrische apparatuur vormen naast een enorm verlies aan materialen een gevaar voor de volksgezondheid en het milieu vanwege het vrijkomen van grote hoeveelheden kwik en broeikasgassen. In 2019 kwam zo’n 98 miljoen CO₂ vrij uit afgedankte koelkasten en airconditioners.

Het jaarlijkse volume aan afgedankte elektronica blijft groeien. Volgens de Verenigde Naties loopt het volume op naar 74 miljoen ton in 2030. Dat is bijna een verdubbeling in zestien jaar, waarmee elektronica de snelst groeiende huishoudelijke afvalstroom ter wereld is. Naast de toename van de vraag wordt de groei veroorzaakt door de kortere levenscyclus en een gebrek aan reparatiemogelijkheden van veel elektronische apparatuur om zo continu nieuwe verkoop te stimuleren.

Ook in het geval van betrekkelijk eenvoudige producten zoals fietsen, blijkt de verspilling groot. Van alle 22,5 miljoen fietsen die in Nederland worden gebruikt, gooien we jaarlijks 1 miljoen stuks weg. Een dergelijk lineair productieproces legt ruim beslag op grondstoffen als ijzer, rubber en plastics en leidt tot uitstoot van CO₂ bij nieuwe fabricage en transport. Het omsmelten van schroot tot secundair aluminium vraagt slechts 5 tot 10 procent van de energie die nodig is om primair aluminium te produceren.

Circulariteit
De negatieve gevolgen van ons huidige lineaire productie- en consumptiesysteem moeten worden gekeerd. Dit alles vraagt om rigoureuze keuzes van de politiek, het bedrijfsleven en de burger, die prijs nog steeds het belangrijkste element bij een aankoop vindt. Op dit moment is het namelijk goedkoper om nieuwe grondstoffen te gebruiken dan gerecycleerde materialen. Een wijziging van het belastingsysteem kan helpen om naar een circulaire economie te gaan, waarbij de kosten van de productie en daarmee de prijzen wel degelijk in de hand worden gehouden.

Nederland heeft zich gecommitteerd aan de klimaatwet die voortkomt uit het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015. De ambitie is om in 2030 de broeikasuitstoot met 49 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Verschuiving naar hogere belastingen op het gebruik van fossiele brandstoffen is noodzakelijk om de transitie naar een duurzamere economie te versnellen en om uiteindelijk deze ambitieuze doelstelling te kunnen halen. Ook het afschaffen van fiscale voordelen voor fossiele brandstoffen past in deze doelstelling.

De Nederlandse overheid streeft in navolging van de Europese Unie (EU) naar een omwenteling van een lineaire naar een circulaire economie. De ambitie is het realiseren van substantieel minder gebruik van ‘virgin’-materialen; 50 procent minder in 2030 en een volledig circulaire economie in 2050. Dat is een forse ambitie gezien het ongelijke speelveld dat op dit moment nog bestaat tussen bedrijven die een lineaire en daarmee relatief goedkope manier van produceren hebben en circulaire bedrijven.

De winst van goedkope arbeid
Hervorming van het belastingstelsel maakt circulaire productie om twee redenen aantrekkelijk: hogere belasting op nieuw in te kopen grondstoffen wordt door producenten vermeden en de extra arbeid die nodig is om een proces van circulariteit op gang te brengen, wordt goedkoper. Die arbeid is van belang om producten duurzaam te ontwerpen, afgeschreven producten te ontmantelen, te vervoeren en te verwerken en om ze te onderhouden en te repareren, met als doel de levensduur ervan te verlengen. Lagere arbeidskosten hebben daarnaast als sociaal wenselijk effect dat hierdoor meer mensen aan het werk komen. Nu door de coronacrisis veel mensen hun baan kwijt zijn geraakt, is het omarmen van fiscale wijzigingen nog relevanter.

Op dit moment wordt circulariteit niet gestimuleerd. De Nederlandse jeansproducent Mudjeans verwerkt bijvoorbeeld nu circa 40 procent gerecycled denim in haar spijkerbroeken. Ondanks het hergebruik van grondstoffen moet Mudjeans bij verkoop aan de klant de volledige BTW rekenen. Dat geldt ook voor spijkerbroeken die het bedrijf in de lease heeft gehad en uiteindelijk als vintage weer verkoopt aan een consument. De volledige BTW was al betaald bij de eerste aankoop van de jeans.

Ook voor ‘pay-per-use’-partij Homie zijn lagere arbeidskosten cruciaal voor een gezonde bedrijfsvoering. Het bedrijf verhuurt wasmachines aan klanten die slechts betalen voor de service die ze afnemen. Aangezien Homie eigenaar blijft van de wasmachines, is het bedrijf erbij gebaat om de levensduur ervan zo lang mogelijk te rekken door ze goed te onderhouden en als nodig te repareren. Dit zijn echter arbeidsintensieve zaken, waardoor het nu vaak goedkoper is om kapotte producten eenvoudig voor nieuwe te vervangen.

Homie heeft in deze situatie bovendien belang  om apparatuur te gebruiken die van goede kwaliteit is en die eenvoudig kan worden gerecycled. Na afschrijving kan het bedrijf de wasmachines dan voor een vergoeding terugbrengen naar de fabrikant, die er uiteindelijk weer nieuwe machines van maakt. Een dergelijk proces versterkt de band tussen enerzijds de producent en retailer en anderzijds de eindgebruiker, die dan immers de garantie heeft dat de door hem gebruikte en geretourneerde materialen opnieuw worden ingezet. Het inrichten van een systeem van borg- of statiegeld biedt vergelijkbare uitkomsten, maar is niet eenvoudig te implementeren en vergt nader onderzoek.

En als het om de typische Hollandse fiets gaat, zou het hoopvol zijn wanneer een Nederlandse fietsfabrikant zijn productielijn volledig op duurzame energie laat draaien, nieuwe kwalitatieve fietsframes van oude fietsen maakt, banden produceert van gerecycleerd rubber en honderden extra werknemers in de disassemblage en bijbehorende logistiek aan het werk heeft. Het fietsontwerp is zodanig dat de onderdelen eenvoudig hergebruikt kunnen worden.

Terugkeer productie naar Europa
In de praktijk worden in Nederland nauwelijks consumptiegoederen geproduceerd. Het merendeel van de producten die Nederlanders kopen, wordt geproduceerd in landen waar de loonkosten fors lager zijn en milieu- en personeelseisen minder streng.

Fiscale verschuivingen kunnen leiden tot een gedeeltelijke terugkeer van productie naar Nederland en andere lidstaten van de EU. Arbeid wordt immers goedkoper en de afhankelijkheid van grondstoffen uit verre streken kleiner. De behoefte hieraan is nu nog urgenter nu de coronacrisis heeft aangetoond dat de huidige wijdvertakte internationale productieketens kwetsbaar zijn. Hoe mooi zou het zijn als naast het ontstaan van een volwaardige industrie van gerecycleerde kleding, witgoed en fietsen ook een producent als Apple in de toekomst alleen nog 100 procent gerecycleerde producten maakt?

De weg naar een structurele belastinghervorming verloopt traag, maar biedt een kans om de verduurzaming in de retail te versnellen en het onhoudbare lineaire proces te doorbreken. Veel ondernemers staan er voor open om hun processen te verduurzamen, maar worden hiervan weerhouden zolang ze oneerlijk moeten concurreren met bedrijven die op de oude route verdergaan en dit vooralsnog een lastig levensvatbaar verdienmodel oplevert. Daarom is de omslag pas echt mogelijk als politieke wil er is om binnen de EU tot een gelijk speelveld te komen en concurrentievervalsing van buiten de EU te voorkomen. De retailer en de consument passen zich uiteindelijk wel aan.

Henk Hofstede, sector banker Retail bij ABN AMRO

Dit artikel verscheen eerder op de website van ABN AMRO