De ingevoerde importheffing op afval in januari 2020 leidt niet tot de beoogde 0,2 megaton besparing op de CO2-uitstoot. Deze heffing is een van de kabinetsmaatregelen om zo te voldoen aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis. De importheffing geeft ongewenste neveneffecten, stelt een coalitie van afvalbedrijven.

Vier afvalenergiecentrales (AEC’s) roepen op tot intrekking van de importheffing op afval. Dit zijn de afvalbedrijven ARN, Attero, AVR en EEW, verenigd in de nieuwe AEC-coalitie. Deze vier bedrijven, die zich samen de Afvalvergroeners noemen, benadrukken met dit initiatief de duurzame bijdrage van afvalenergiecentrales aan de gewenste transitie naar een circulaire economie in 2050.

Uitstoot van schadelijk broeikasgas

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) concludeert in de op 30 oktober verschenen Klimaat- en Energieverkenning 2020 dat afvalbedrijven sinds 1990 circa 12 megaton aan CO2-uitstoot bespaarden. Dit realiseerden deze bedrijven door afval niet langer te storten, maar juist om te zetten in energie. Studies van PwC (2019), CE Delft, TNO en Eunomia (allen uit 2020) toonden aan dat importheffing mondiaal zelfs tot een hogere CO2-uitstoot leidt. Andere Europese landen storten door deze importheffing meer afval. Daar komt het schadelijke broeikasgas methaan bij vrij. Het PBL rapporteert dan ook geen voorziene CO2-besparing in 2020 door de importheffing op afval.

Voorkom dubbele heffing

De Afvalvergroeners roepen op tot meer samenwerking tussen alle stakeholders en ketenspelers. Zij willen gezamenlijk meer recyclen en voorkomen dat er in Europa niet-recyclebaar restafval gestort wordt door dit afval om te zetten in energie. Een dubbele heffing van zowel de invoering van de CO2-heffing als de bestaande importheffing vergroot volgens deze groene coalitie ongewenste CO2-weglekeffecten. Er moet ingezet worden op de productie van hernieuwbare duurzame energie en op investeringen, nodig om afval te recyclen en op een veilige, schone manier te verbranden.

Energie voor 1,2 miljoen huishoudens

AEC’s produceren duurzame energie uit restafval, dat anders ongebruikt verloren gaat. De jaarlijkse totale energieproductie uit dit restafval is gelijk aan die van alle 12 miljoen Nederlandse zonnepanelen bij elkaar. Met hun energieproductie voorzien de AEC’s 1,2 miljoen huishoudens van elektriciteit. Dit zijn zo’n 2,5 miljoen Nederlanders. Verder leveren ze warmte, stoom en perslucht aan bedrijven, maar ook voor stadsverwarming. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de vraag naar stadswarmte in 2030 groeit naar 40 petajoule (PJ). Volgens de onlangs gepubliceerde Klimaat- en Energieverkenning produceerden AEC’s in 2019 maar liefst 5 PJ aan stadsverwarming en ook nog eens 8 PJ aan warmte voor de industrie. AEC’s zijn in staat om flexibel te schakelen tussen de productie van elektriciteit en warmte. Zij beschikken daarmee over de potentie om nog meer energie aan warmtenetten te leveren, naarmate deze netten zich verder ontwikkelen.

Bijdragen aan klimaatdoelstellingen Nederland en andere landen

Ongeveer een kwart van het afval dat AEC’s in energie omzetten, komt uit het buitenland. Nederland is daarmee een van de koplopers. De uitleg van de Afvalvergroeners: ‘Import van buitenlands afval is noodzakelijk, omdat diverse Europese landen beperkte of zelfs geen afvalenergiecentrales bezitten. Daardoor storten bedrijven en overheden vaak noodgedwongen hun afval, met grote milieuschade tot gevolg. Kijk alleen al naar zorgelijke situaties in Engeland en IJsland. In deze landen stijgt de uiterst agressieve uitstoot van methaan fors. De ingevoerde importheffing heeft hierop een negatief effect.’