In een artikel in Magazine ‘Down to Earth’ van Milieudefensie wordt ‘beewashing’ aan de kaak gesteld. “Veel mensen willen graag iets goeds doen voor de bij, want die heeft het zwaar. Bedrijven spelen daar handig op in. Maar met hun groene imago is de wilde bij niet geholpen. Beewashing, kent u die uitdrukking? Het lijkt op greenwashing en dat is het ook, maar dan specifiek gericht op bijen. En dat is slim, want veel mensen willen graag iets goeds doen voor de bijen.”

Linde Slikboer, bijenspecialist bij EIS Kenniscentrum Insecten: “Bedrijven gebruiken beewashing om spullen te verkopen aan goedbedoelende consumenten. Denk aan zaadmengsels uit Oost-Europa waar onze bijen niks aan hebben, planten en bloembollen vol gif, en insectenhotels die niet werken. Albert Heijn zet bijvoorbeeld bijenhotels bij boerenerven neer. Op zo’n volledig bestraat erf, waar dus geen voedsel voor bijen te vinden is, staat dan een bordje: ‘Albert Heijn is trots op deze boer’. Zelfs natuurorganisaties doen aan beewashing. Die delen zakjes bloemenzaad uit (dikwijls deels uitheems) en gebruiken de bij in hun promotiecampagnes, vaak vergezeld door een foto van een zweefvlieg.”

Bijenhotels

Aan bijenhotels kleven vooral veel nadelen. Ze zijn sowieso maar beperkt bruikbaar, zegt Slikboer: “Er zijn een paar bijensoorten die er gebruik van maken, zoals de metselbij, maar 80 procent van de soorten nestelt in de grond.” Daarbij zijn de logementen vaak slecht gemaakt. De gangetjes zijn bijvoorbeeld niet glad vanbinnen, zodat de bijenvleugels beschadigen. Ook zijn de gaten te groot of te ondiep. De meeste wilde bijen zijn solitair en houden dus afstand van elkaar. Grote bijenhotels met veel beestjes dicht op elkaar kunnen een ideale omgeving voor parasieten zijn. Bovendien kunnen in vochtige hotels schimmels ontstaan.

Een bijenhotel moet je daarom niet langer dan 2 jaar gebruiken, adviseert ecologisch imker Eric Mahieu. Ook hij is geen voorstander van dit soort hotels: “Zo’n hotel is eigenlijk compensatie voor het feit dat er in onze keurig aangelegde en opgeruimde tuinen niet genoeg nestelgelegenheid meer is. Wat we nodig hebben zijn afgeknakte stengels, rommelhoekjes met bladeren of kevergaatjes in een dode boom.

Lees het volledige artikel