Die boodschap droeg Basf deze week uit tijdens een tweedaagse conferentie. Het grootste chemieconcern ter wereld deelde daar zijn onderzoeksinspanningen voor vernieuwbare grondstoffen, groene en witte biotechnologie met wetenschappers en journalisten uit ruim twintig landen.

‘De chemische industrie is de appendix van de markt voor fossiele grondstoffen’, zegt Stefan Marcinovski, bestuurslid van Basf en eerstverantwoordelijke voor onderzoek en ontwikkeling bij de Duitse chemiegigant. Slechts 3% van de tien miljard ton olie, gas en steenkool die jaarlijks wordt verbruikt, komt als grondstof in de chemie terecht. De rest gaat naar verwarming, elektriciteit en transport.

‘Per hoofd van de bevolking betekent dit dat elke persoon op aarde jaarlijks gemiddeld 1,5 ton fossiele energie gebruikt, waarvan circa 45 kilo in de vorm van chemische producten’, aldus Marcinovski. ‘Die hoeveelheid is gelijk aan één tank vol benzine.’

De bestuurder is een liefhebber van pakkende oneliners en illustratieve rekensommetjes. ‘De beste energie is de energie die je niet nodig hebt, en nog beter is de energie die nu wordt verspild’, zegt hij, om vervolgens aan te geven welke rol de chemie kan spelen in energiebesparing. Daarvoor volgt de som voor Neopor, een isolatiemateriaal van Basf. Voor de productie van voldoende Neopor om twee vierkante meter muur te isoleren, is het equivalent nodig van tien liter stookolie. Isolatie bespaart echter 1200 liter stookolie over een periode van vijftig jaar.

Rivaal Dupont heeft als doel om in 2015 een kwart van zijn omzet te realiseren met hernieuwbare grondstoffen. Ook Basf steekt onderzoeksgeld in duurzame grondstoffen (zie inzet), maar dit soort doelstellingen doet Marcinovski af al luchtfietserij. ‘Wij geven dat soort doelen niet af. Er zijn al zo veel verschillende quotes van Dupont, dat is alleen maar verwarrend.’

Twee derde van het volume dat de chemische industrie produceert, blijft volgens het bestuurslid ook op langere termijn leunen op fossiele grondstoffen. Het gaat dan vooral om tussenproducten en kunststoffen die op grote schaal worden toegepast. Steenkool zal een prominentere plaats innemen als grondstof, verwacht hij, met name in landen als China en Zuid-Afrika, waar grote voorraden aanwezig zijn. Voor witte of industriële biotechnologie ziet Marcinovski vooralsnog vooral een rol weggelegd in de fabricage van speciale producten, zoals in de farmacie gebeurt.

De miljarden kostende installaties van de chemische industrie die draaien op fossiele grondstoffen, vormen een drempel voor de entree van biomassa als startpunt. Bovendien moet de chemie voor deze duurzame grondstof concurreren met brandstofproducenten.

Ook die brandstofproducenten zullen er nog een zware dopper aan hebben om de in 2010 in Europa vereiste 5,75% biodiesel bij te mengen in hun conventionele diesel, voorspelt Marcinovski. Daarvoor is vijf à zes miljoen hectare extra landbouwareaal met raapzaad nodig, zegt hij. ‘Dat is anderhalf keer de oppervlakte van Nederland.’

Over het effect van biodiesel op de uitstoot van kooldioxide is Marcinovski relativerend: ‘Duitsland heeft zich in Kyoto verplicht om de uitstoot jaarlijks met 15 miljoen ton terug te brengen. In China komt er elke dag 1 miljoen ton bij door de economische groei.’

Basf houdt vast aan technologiegedreven onderzoek

Chemieconcern Basf heeft vorig jaar vijf groeiclusters aangewezen, in het kader van het programma ‘Wij innoveren om te groeien’. De clusters moeten in 2015 samen tussen de 2 en 4 miljard euro per jaar bijdragen aan de omzet.

Hoewel de chemiereus waarschuwt voor overspannen verwachtingen ten aanzien van duurzame grondstoffen, hebben drie van de vijf clusters daarmee van doen. Zo stelt Basf in drie jaar euro 160 mln beschikbaar voor onderzoek in de industriële biotechnologie. Het onderzoek richt zich op de productie van tussenproducten, kunststoffen en basischemicaliën met behulp van fermentatie en enzymen.

‘Basf heeft een visie op de lange termijn’, zegt Arnold Schneller, onderzoeker naar biopolymeren. Voordat deze biokunststoffen op de markt komen, is volgens hem nog een lange weg te gaan. ‘De keuze om er toch onderzoek naar te doen, is een strategische. Basf wil zich niet laten verrassen door concurrenten die in deze ontwikkeling opeens verder blijken te zijn.’

Volgens Schneller vormt het beleid van zijn werkgever een steeds grotere uitzondering in de sector, omdat het ruimte biedt voor onderzoek waarvan de commerciële toepassing niet bij voorbaat vaststaat. ‘Onze research is niet alleen klant- maar ook technologiegedreven.’