De maatschappelijke winst van een inclusieve arbeidsmarkt zou voor overheid en bedrijfsleven het vertrekpunt moeten zijn blijkt uit Asito’s witboek Inclusief Ondernemen. Maandagmiddag 28 mei zijn in de Malietoren in Den Haag de eerste exemplaren overhandigd aan Tamara van Ark, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Aart van der Gaag, commissaris 100.000 banen. 

Een inclusieve arbeidsmarkt betekent dat iedereen mee kan en mag doen. Hiervoor is onder andere de Participatiewet ingesteld met als onderdeel de Wet banenafspraak. Via deze wet moeten meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag komen. Dat lukt steeds beter blijkt uit recente cijfers van het UWV, maar vooral kleinere organisaties hebben relatief vaker iemand uit de doelgroep in dienst. Dit komt doordat het voor landelijk opererende organisaties lastiger is om aan de opgave te voldoen door de hoge regeldruk en angst voor verandering bij gemeenten. Daardoor blijven onbedoeld kansen liggen en vertraagt de inclusieve arbeidsmarkt onnodig. Door middelen echter slimmer in te zetten en landelijke afspraken te maken kan zowel worden bespaard als werk voor iedereen lonend worden gemaakt.

De maatschappelijke winst van een inclusieve arbeidsmarkt zou voor overheid en bedrijfsleven het vertrekpunt moeten zijn blijkt uit Asito’s witboek Inclusief Ondernemen. Hierin zijn vele voorbeelden uit de dagelijkse praktijk opgenomen waaronder de ‘echte verhalen’ van schoonmaakkrachten en leidinggevenden. “Op dit moment zorgt landelijk beleid ervoor dat slechts 17% van de werkgevers aan de slag zijn met inclusiviteit. Dit aandeel moet omhoog. Maar vervolgens ontstaat op lokaal niveau het probleem dat iedere gemeente eigen regelingen maakt. Daardoor moeten landelijke opererende organisaties ruim 350 aparte regelingen volgen wanneer ze iemand met afstand tot de arbeidsmarkt willen aannemen,” aldus Leonore Nieuwmeijer, specialist inclusiviteit van Asito. “Wanneer er uniforme landelijke regels zijn, zoals al met belastingen en uitkeringen het geval is, scheelt dit enorm in regeldruk en wordt de drempel verlaagd of zelfs compleet weggenomen.”

Simpele oplossing

De oplossing zit voor een deel in het afschaffen van de loonkostensubsidie en is simpel: compenseer aan de bron door bij de werknemer de loonwaarde vast te stellen in plaats van achteraf te compenseren. Hierdoor kunnen bedrijven naar loonwaarde inhuren en salaris betalen en kan de overheid fors besparen op administratieve lasten en inkomen en uitkering in balans houden. Het voordeel kan vervolgens naar de werknemers vloeien. Het huidige voorstel voor loondispensatie gaat echter nog niet ver genoeg. Zaken als de kostendelersnorm, inkomenszekerheid en pensioenopbouw zijn nog onvoldoende uitgewerkt.

Heet hangijzer

Dit onderwerp is een heet hangijzer omdat gemeenten de uitvoering doen. Vooral vanuit full-time arbeidsplaatsen en sociale werkplaatsen is er belang om dit in stand te houden. In de praktijk blijkt echter dat bedrijven vaak meer part-time functies hebben. Daardoor is er minder urgentie voor de overheid, maar wel meer regeldruk voor werkgevers. “We moeten ons realiseren dat bedrijven heel graag willen. Maar als de ene gemeente netjes een voorschot geeft op de loonkostensubsidie en de andere pas na 8 maanden de loonwaarde compenseert en daarbij men verschillende vormen van bewijslast vraagt, dan begrijpt iedereen dat dit simpeler en goedkoper kan en dit voordeel naar de werknemers moet.”

Werken voor iedereen laten lonen

Door werken voor iedereen lonend te maken kunnen bijvoorbeeld ook mensen met een bijstandsuitkering worden beloond voor hun inzet. In de huidige regelgeving wordt hun inkomen bij part-time werk slechts aangevuld tot bijstandsniveau, terwijl full-timers hier wel bovenuit komen. “Het is fantastisch dat mensen participeren, ondanks dat het ze niets extra oplevert. Maar het zou nog mooier zijn als we met elkaar laten zien dat werken loont vanaf het eerste uur. Op deze manier ontstaat vanzelf inclusiviteit en doet iedereen naar eigen kunnen mee.”