Milieuschade kan worden beperkt als vervuilende sectoren worden beprijsd door de overheid. Maar in de praktijk gebeurt dat nauwelijks. Integendeel, die sectoren krijgen vaak financiële steun via subsidies en fiscale voordelen. Daarmee blijven milieu- en gezondheidsschade door landbouw, vervoer en industrie in stand. Dit schrijven onderzoekers van Instituut voor Publieke Economie (IPE) in een nieuw artikel van ESB.

Het beperken van milieuschade is cruciaal voor het leefbaar houden van onze leefomgeving. Toch gebeurt er te weinig om stikstof, broeikasgassen en waterverontreiniging terug te dringen. Een goed instrument om daar wat aan te doen, is het beprijzen van vervuilende sectoren. Maar de Nederlandse overheid doet dit nauwelijks.

In de drie vervuilende sectoren – landbouw, industrie en vervoer – wordt gemiddeld slechts 6% beprijsd. In de aardolie-industrie wordt zelfs maar 3% beprijsd. Daarnaast ontvangt de landbouw ruime EU-subsidies. En kennen zowel landbouw als de vervoerssector diverse gunstige fiscale voordelen. Gevolg van dit beleid is dat de economische baten ten goede komen aan de bedrijven terwijl de maatschappelijke kosten (milieu- en gezondheidsschade) worden afgewenteld op de samenleving.

Het IPE-onderzoek laat zien dat er verschillen zijn in hoeverre sectoren economische toegevoegde waarde hebben in verhouding tot de schade die ze veroorzaken. Zo draagt de landbouw relatief weinig bij aan het bruto binnenlands product (bbp), maar veroorzaakt wel de grootste milieuschadepost van ongeveer 12 miljard euro. Bij zowel luchtvaart als scheepvaart ligt de milieuschade zelfs boven hun economische bijdragen.

Bron: Instituut voor Publieke Economie (IPE)