Verantwoord ondernemen wordt onderschreven door een substantieel en groeiend aantal bedrijven, met name multinationale; door ondernemingsorganisaties; door zogeheten niet-gouvernementele organisaties (ngo’s); door beleggingsinstanties; door een groeiend leger van adviseurs; door veel internationale instanties; door de Europese Commissie; en door regeringen. Er zijn weinig openlijke tegenstanders. Ik geloof dat deze consensus misplaatst is. De MVO-doctrine berust op dubieuze of valse uitgangspunten en implementatie zou schadelijke gevolgen hebben.

Aanhangers van verantwoord ondernemen gaan ervan uit dat het concept van duurzame ontwikkeling, en de activiteiten die nodig zijn om die te bevorderen, goed gedefinieerd en algemeen aanvaard zijn. Dat is niet zo. Ook het concept van de ‘verwachtingen van de samenleving’ is van twijfelachtig allooi. Veel voorstanders van verantwoord ondernemen gaan ervan uit dat deze verwachtingen worden weerspiegeld in de uitspraken van radicale critici van het bedrijfsleven en de markteconomie. Maar verwachten de meeste mensen nu werkelijk dat bedrijven samenwerken met ‘belanghebbenden’ bij het nastreven van duurzame ontwikkeling en het ‘drievoudige winstoogmerk’?

Veel aanhangers van verantwoord ondernemen hanteren een vals onderscheid tussen het verwezenlijken van economische winst door een bedrijf en de bijdrage die dat bedrijf aan het algemeen welzijn levert. In een op concurrentie gebaseerde markteconomie kunnen bedrijven alleen maar winst maken door producten te leveren die mensen uit eigen beweging willen kopen en door daarbij ondernemend en vernieuwend te werk te gaan. Vandaag de dag, net zo goed als in het verleden, kunnen privé-ondernemingen alleen maar bestaan bij de gratie van concurrentie en economische vrijheid, en niet bij de gratie van de bereidheid van bestuurders om aan de ‘verwachtingen van de samenleving’ te voldoen.

Onder pleitbezorgers van duurzaam ondernemen, zowel binnen het bedrijfsleven als daarbuiten, bestaat brede steun voor wat ik ‘de mondiale heilsboodschap’ noem. Die gaat samen met alarmerende ideeën over de toestand van het milieu en de schade die daaraan is toegebracht door bedrijfsmatige activiteiten, een geloof dat er beslissende keuzen moeten worden gemaakt voor de mensheid en de planeet, en een verwrongen beeld van de mondialisering en de gevolgen daarvan.

In tegenstelling tot wat deze heilsoldaten beweren, heeft de grotere internationale economische integratie geen arme mensen en landen ‘buitengesloten’ of ‘gemarginaliseerd’. De multinationale ondernemingen hebben er niet buitensporig van geprofiteerd, net zomin als hun macht erdoor is toegenomen ten koste van de macht van regeringen.

De implementatie van MVO zal binnen ondernemingen vermoedelijk leiden tot hogere kosten en verminderde prestaties. Bestuurders moeten rekening houden met een breder scala aan doeleinden en overwegingen, en zich met nieuwe vormen van raadpleging van de belanghebbenden bezighouden. Er moeten nieuwe systemen voor de boekhouding en de controle daarop komen. Bovendien zal de aanvaarding van veeleisender en zelfopgelegde sociale en milieunormen waarschijnlijk hogere kosten met zich meebrengen, vooral wanneer, zoals door verantwoord ondernemen wordt voorgeschreven, bedrijven willen dat hun partners, leveranciers en (onder)aannemers zich aan dezelfde regels houden.

Verantwoord ondernemen belichaamt het idee dat vooruitgang op sociaal en milieugebied betekent dat de regels en de normen strenger en uniformer gemaakt moeten worden, voor een deel door bedrijven die voor hun eigen verantwoording optreden. Deze benadering houdt te weinig rekening met de kosten en baten van deze aanpak. Zij leidt tot overregulering.

Bijzonder schadelijk zijn pogingen van regeringen of ondernemingen om de wereld in zijn geheel te reguleren. Het opleggen van gemeenschappelijke internationale regels beperkt de reikwijdte van wederzijds voordelige handels- en investeringsstromen. Het houdt de ontwikkeling van arme landen tegen door de groeimogelijkheden voor de werkgelegenheid te dwarsbomen.

Voor zover ‘sociaal verantwoordelijke’ bedrijven merken dat hun nieuwe rol hogere kosten en lagere winsten met zich meebrengt, hebben ze er groot belang bij dat hun halsstarrige concurrenten door de publieke opinie of door overheidsregulering gedwongen worden om hun voorbeeld te volgen. Het gevolg van zo’n opgelegde uniformiteit is een beperking van de concurrentie en een verslechtering van de economische prestaties.

Bedrijven en ondernemingsorganisaties die verantwoord ondernemen steunen, zijn er meestal niet in geslaagd de argumenten en eisen van actiegroepen te weerleggen, en soms onderschrijven zij deze zelfs. Hun strategie is er een van verzoening en inschikkelijkheid. Of dit verantwoordelijk gedrag is, valt te betwijfelen.

Op een paar uitzonderingen na is de bijdrage van het bedrijfsleven aan het publieke debat over deze beleidskwesties ontoereikend of erger geweest. Het is tijd dat leidende ondernemingen gaan overwegen hoe zij het beter kunnen doen.

Ik geloof dat bedrijven zich inderdaad verantwoordelijk moeten opstellen en dat daarop moet worden toegezien. Maar ik geloof niet dat verantwoordelijk gedrag vandaag de dag betekent dat we de tekortschietende doctrine van maatschappelijk verantwoord ondernemen moeten steunen.

David Henderson is voormalig chef-econoom van de Oeso en tegenwoordig gasthoogleraar aan de Westminster Business School. Hij is auteur van ‘Misguided Virtue – False Notions of Corporate Social Responsibility. Vertaling: Menno Grootveld. Dit is het negende artikel in een serie over verantwoord ondernemen .