De onlangs verschenen uitgave heeft daarnaast ook plaats ingeruimd voor een speciaal thema. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) deze keer. Opnieuw veel getallen en percentages. Als je meet aan de hand van een aantal vooraf geselecteerde categorieën, zoals het in dienst nemen van vrouwen, herintreders, allochtonen, eisen gesteld aan toeleveranciers, bekendheid met Oeso-richtlijnen, blijkt 12 procent van het bedrijfsleven zich bezig te houden met drie of meer van deze activiteiten. Beleid gericht op het opleiden van medewerkers en energiebesparende maatregelen scoren daarbij het hoogst. Overigens vindt meer dan 70 procent van de bedrijven van zichzelf dat ze bezig zijn met MVO.

In een meerderheid van de gevallen wordt MVO gezien als een ‘maatschappelijke plicht’. Volgens een derde van de ondernemers leveren de activiteiten ook rendement op voor het bedrijf. Daar staat tegenover dat kleinschaligheid van het bedrijf en economische tegenwind een belangrijke reden vormen om niet aan MVO te doen. Grote bedrijven laten zich vaker dan twee jaar geleden afrekenen op hun doelen in het kader van MVO. In het mkb is sprake van een daling. Het valt allemaal na te lezen, 24 uur per dag: htpp://info.minez.nl.

Echt verrassend zijn de uitkomsten niet. Ten aanzien van verantwoord ondernemen is er momenteel vooral sprake van business as usual, gecorrigeerd voor seizoensinvloeden en tegenwind. Betekent dit dat we moeten wachten tot de wind draait of helemaal gaat liggen, onder het motto ‘Dit is geen tijd voor MVO’? Dat zou neerkomen op een gemakzuchtige berusting en intellectuele luiheid. Je blijft dan hangen in de stamtafelwijsheid die zegt: ‘Zoals in tijden van oorlog de waarheid het eerste slachtoffer is, zo is dat MVO in tijden van economische stremming’. Dat moet beter kunnen.

Dat kan ook, op verschillende manieren.

Allereerst kunnen we constateren dat we bij MVO al geruime tijd te maken hebben met een kopgroep van 10 tot 15 procent van de bedrijven. De 12 procent van de monitor bevestigt dat weer. Dan komen de volgers op afstand, vol goede bedoelingen maar gehinderd door een gespreide aandacht, 40 procent ongeveer, en daarachter een nauwelijks in beweging te krijgen achterhoede, 25 tot 40 procent, waar weinig eer aan te behalen valt. Consigne: willen we iets klaarmaken, dan moeten we de aandacht van de volgers proberen te trekken, met een wortel voor de neus waar mogelijk en de zweep erover waar nodig.

Een tweede benadering wordt geschetst door Arthur van der Poel, bestuurslid van Philips , in een recent interview bij de presentatie van het eerste duurzaamheidsverslag van de onderneming: ‘Het nam tien tot vijftien jaar in beslag, voordat het belang van kwaliteit in de haarvaten van ons bedrijf was doorgedrongen. Milieu stond in vijf tot tien jaar op de kaart, terwijl duurzaamheid (en MVO) binnen vier à vijf jaar kan zijn doorgevoerd’ (de Volkskrant 28 maart 2003). Een tijdsperspectief dus met zicht op een eenparig versnelde beweging. Dat brengt dynamiek in de zaak. Ervaring leert dat het kan.

De eerste aanpak gaat uit van de natuurlijke verdeling in voorlopers, volgers, en onverschilligen, en probeert die positief bij te stellen. De tweede vertrouwt op de bijna even natuurlijke versnelling die vaak optreedt in omvattende veranderingsprocessen, en poogt die te versterken. Maar er is nog een derde benadering mogelijk, diepgravender en analytisch veeleisender.

Zij wordt gepropageerd door de econoom en filosoof Kor Grit. Ik heb hem al eerder in deze kolommen aan het woord gelaten. Onder de titel: ‘Politisering van het management gevraagd’, beschrijft hij in het tijdschrift Filosofie in Bedrijf (fib@maart.nl) hoe door de terugtredende overheid private managers een meer publieke rol krijgen toebedeeld, terwijl ze toch, weer bijna van nature, behept zijn met een aversie tegen het politieke.

Managers willen wel lobbyen maar niet opgezadeld worden met politieke verantwoordelijkheden. Zij hijsen met verve de vlag van de zelfregulering, als de lastige kwesties maar in Den Haag worden afgehandeld. Toch worden zij meer en meer een politieke arena ingezogen. Dat gaat natuurlijk schuren. Hoe komen we niettemin tot maatschappelijk verantwoord bestuur van bedrijven?

Grit ziet vier mogelijkheden. Door juridisering, wetgeving waarmee de overheid ondernemingen maatschappelijk aanstuurt. Door professionalisering, verbetering van het interne en externe functioneren van de organisatie. Door ethisering, het versterken van de morele alertheid en competentie van bestuurders. En door politisering, bestuurders die hun maatschappelijke legitimatie halen uit een wisselwerking met hun omgeving door informatie te verstrekken, verantwoording af te leggen en ruimte te bieden aan derden voor invloed op beleid.

Het interessante is dat Grit dit niet presenteert als vier los naast elkaar staande mogelijkheden waaruit ondernemingen naar believen kunnen kiezen, maar als een fasering. Verantwoord ondernemen gaat in fasen van toenemende complexiteit en veeleisendheid. Daardoor worden vragen mogelijk als: in welke fase bevindt zich een onderneming? Hoe komt de overgang naar de volgende fase tot stand? Dat zijn stimulerende vragen.

Het is voorlopig een kleurige vlieger die hier wordt opgelaten, meer dan een bewezen theorie. Maar er valt tenminste weer iets te zien in de lucht boven het bedrijfsleven.

Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.