Als de Nederlandse chemische industrie voor de helft overstapt van fossiele grondstoffen naar biomassa, zoals gras of maïs, levert dat tienduizenden banen op. Die arbeid is vooral nodig bij de winning van deze hernieuwbare grondstoffen in de landbouw, waar de werkgelegenheid nu gestaag afneemt. Voor die overschakeling breekt prof. Johan Sanders een lans bij zijn afscheid als hoogleraar Valorisatie plantaardige productieketens aan Wageningen University op 23 januari.

 
Uit berekeningen blijkt dat er bij de vervanging van de helft aan fossiele grondstoffen in de chemische industrie door biomassa dertigduizend nieuwe arbeidsplaatsen ontstaan. De groei aan arbeidsplaatsen zit vooral in de grondstoffenproductie. Daarnaast levert overschakeling van fossiel naar biomassa nog eens vijftienduizend werkplekken op in de chemische industrie, met name bij de verdere verwerking van die biomassa. De overstap kan plaats hebben zonder dat producten duurder worden en zonder subsidie omdat bij gebruik van biomassa de kapitaalskosten drastisch verlaagd kunnen worden, aldus prof. Sanders in zijn afscheidsrede. De werkgelegenheid in de chemische sector bedraagt nu ongeveer tachtigduizend fte.

De jarenlange trend in de industrie en landbouwsector is het verhogen van de arbeidsproductiviteit: met minder mensen dezelfde productie draaien. Dit is mogelijk geworden door automatisering, robotisering en andere innovaties en door inzet van fossiele energie en machines in plaats van menselijke arbeid. Deze productiviteitsverhogingen vereisen echter een groot investeringskapitaal, terwijl de risico’s eveneens hoog zijn en innovaties daardoor slechts incrementeel zijn. Het benutten van alle biocomponenten op hun hoogste waarde vraagt veel minder kapitaal en kan daardoor al op kleine schaal economisch worden  geïmplementeerd.

Economie

Om die overgang te bereiken is innovatie in de Europese chemische industrie noodzakelijk. “Zonder goedkope fossiele grondstoffen zoals elders in de wereld is er maar één manier”, stelt prof. Sanders, “en dat is het benutten van chemische bouwstenen uit biomassa. Daarmee kunnen grote, risicovolle bedrijfsinvesteringen worden voorkomen. Alleen moet er biomassa met interessante componenten aanwezig zijn.”

Een eenvoudig economisch rekensommetje toont de lucratieve resultante aan. Zo kost de bioraffinage van gras in drie componenten, inclusief grondstof ca 180 euro. Deze  componenten – 30 % vezels, 15 % eiwit en 55 % ‘sap’ – leveren samen 205 euro op. Eiwit alleen levert niet voldoende op om de kosten te compenseren. Samen met de opbrengst van de vezels in papier, karton of energie en opbrengst van de sap-componenten in de chemie, diervoeding en kunstmest, levert de bioraffinage wel voldoende op. ”Vijf jaar geleden was er nog geen zicht op een waardering vanuit de chemie of papiersector. Daarom is nu de tijd aangebroken waarin bioraffinage echt toegevoegde waarde zal brengen”, zegt prof. Sanders.

Prof. Johan Sanders deed in zijn carrière als hoogleraar Valorisatie plantaardige productieketens aan Wageningen University onderzoek naar hernieuwbare grondstoffen die fossiele olie en steenkool kunnen vervangen. De inzet is niet al die waardevolle biomassa in te zetten voor de productie van groene energie, zoals nu veelal gebeurt, maar de kostbare bestanddelen, zoals basisstoffen voor chemicaliën, er eerst uit te halen. Het restant kan benut worden voor de gemakkelijkste benutting, zoals elektriciteitswinning of warmte.