Niet eerder werden er zoveel windmolens op zee aangesloten in Europa als het afgelopen jaar. Het aantal windmolens steeg met 40 procent ten opzichte van 2022, waardoor er netto 4,2 gigawatt aan vermogen bij kwam. Nederland installeerde volgens branchevereniging WindEurope de meeste nieuwe capaciteit, met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De komende jaren zal het aantal windmolens dankzij recordinvesteringen ook snel blijven toenemen. De keerzijde is dat Europa nu al jaarlijks ongeveer 4 miljoen ton aan afgedankte turbinebladen moet verwerken, en dat zal optellen tot 570 miljoen ton in 2030. Afgedankte windturbinebladen vormen een groeiend milieuprobleem. Dit vraagt om een urgente heroverweging van de volledige levenscyclus van windturbines, met nadruk op duurzaamheid en recycling. Als we deze veranderingen niet doorvoeren, dreigt de snelle groei van windenergie ons op te zadelen met een aanzienlijk afvalprobleem.

Fabrikanten van windturbines staan voor de opgave om hier iets aan te doen. Het concept ‘ontwerpen voor het leven’ is hierbij van cruciaal belang. Het gaat niet alleen om het produceren van windturbines, maar ook om het nadenken over wat er met deze turbines gebeurt na hun levensduur. De huidige praktijken, zoals het begraven van afgedankte wieken of downcyclen van wieken naar cement zijn niet langer houdbaar. Een verschuiving naar hoogwaardige recyclingprocessen, waarbij turbinebladen worden omgezet in nieuwe, innovatieve producten, biedt een oplossing.

Deze aanpak biedt niet alleen milieuvoordelen, maar kan ook de reputatie van fabrikanten versterken en hen voorbereiden op strengere overheidsregelgeving. Het concept van levensduureigenaarschap, waarbij zowel fabrikanten als klanten verantwoordelijkheid dragen voor het hele levensproces van het product, stimuleert transparantie en deelt verantwoordelijkheid. De overheid speelt eveneens een rol door het stimuleren van gerecycled materiaalgebruik en het stellen van voorwaarden bij aanbestedingen.

Rogier Nijssen, lector ‘Slimme materialen voor de energietransitie’ bij Hogeschool Inholland