Om de kabinetsdoelen voor een circulaire economie te halen moet de urgentie hoger en de slagkracht van maatregelen groter. Het beleid om in 2050 een economie zonder afval te hebben heeft tot nu toe goed gewerkt, maar de circulaire economie staat nu op een kantelpunt. Voor de noodzakelijke versnelling is het huidige beleid te vrijblijvend en ontoereikend. Dan gaat het over de overheidssturing, de organisatievorm, het uitvoeringsprogramma, de beschikbare middelen en de globale doelen. Dit schrijft de Reflectiegroep circulaire economie in een brief aan verantwoordelijk staatssecretaris Van Veldhoven van I&W. De groep bestaat uit gezaghebbende onafhankelijke deskundigen onder leiding van SER-voorzitter Mariëtte Hamer. De aanbevelingen zijn mede gebaseerd op basis van een rondgang langs direct betrokkenen. Staatssecretaris Van Veldhoven riep de Reflectiegroep in het leven voor externe reflectie op de voortgang van het Grondstoffenakkoord uit 2017 en het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie. Dat moet zorgen dat Nederland in 2030 de helft minder grondstoffen gebruikt en in 2050 volledig circulair is.

Meer slagkracht nodig

Volgens de reflectiegroep is in veel sectoren nu de versnellingsfase aangebroken. “De transitie bevindt zich op een belangrijk kantelpunt. Het beleid heeft tot nu toe goed gewerkt, maar urgentie en slagkracht schieten te kort voor de versnellingsfase”, aldus de deskundigen.

Vijf aanbevelingen

De groep doet vijf aanbevelingen aan de staatssecretaris.

  • De overheid moet sturing geven en kaders stellen om richting en tempo te bepalen.
  • Netwerksturing – samen met partijen – is daarvoor een effectief instrument.
  • Er moeten instrumenten komen om de doelen te halen. Dan gaat het bijvoorbeeld over, normen, belastingen, subsidies en een actief beleid van de overheid als inkoper.
  • Ook moeten de doelstellingen specifiek en concreet worden. Dan kan er op worden gestuurd.
  • Daarbij zijn aansprekende indicatoren belangrijk. Daarmee is beter over de voortgang te communiceren en te debatteren. Ook dienen ze als afrekeninstrument.

Mariëtte Hamer, voorzitter van de reflectiegroep“De vele experimenten, projecten en programma’s die overheden en maatschappelijke partijen hebben geïnitieerd hebben het belang en de kansen van een circulaire economie aangetoond. Nu is het van groot belang dat we die kansen gaan grijpen door doelen, prikkels en sturing daarop in te richten.”

De Reflectiegroep is ervan overtuigd dat op basis van opgedane ervaringen in de volgende kabinetsperiode een grote stap voorwaarts kan worden gezet.

Leden van de Reflectiegroep:

Voorziiter is SER-voorzitter Mariëtte Hamer. Andere leden zijn: Ed Nijpels, Henri de Groot en Katrien Termeer (alle drie kroonlid van de SER), Jacqueline Cramer (hoogleraar duurzaam innoveren Universiteit Utrecht), Ellen van Bueren (hoogleraar stedelijke ontwikkeling TU Delft), Marko Hekkert (hoogleraar innovatiestudies Universiteit Utrecht) en Hans Stegeman (hoofd research Triodos Bank)