In een reactie, op de website van de RSPO, zegt Wilmar het te betreuren dat het in Sambas land heeft ontgonnen en oliepalmen heeft geplant op basis van illegale vergunningen. Milieudefensie vindt het jammer dat Wilmar niet toegeeft dat daarbij ook illegaal hout is gekapt.

Milieudefensie deed in 2007 met haar Indonesische partners onderzoek naar misstanden op drie verschillende plantages van Wilmar (1). Die plantages zijn verwikkeld in conflicten met de inheemse bevolking over land, er is sprake van illegale ontbossing en bosbranden en er wordt gewerkt zonder degelijke milieueffectenrapportages. Met die resultaten benaderde Milieudefensie Nederlandse financiers en afnemers van Wilmar International, waaronder de Rabobank, Fortis Bank, Essent en Unilever.
Daarnaast startte Milieudefensie een procedure bij het nieuwe klachtenloket van de RSPO.

Wilmar zegt nu verschillende maatregelen te willen nemen om duurzamer te produceren en meer rekening te houden met de lokale bevolking. Bij het ontwikkelen van nieuwe plantages wil Wilmar op een eerlijke en open manier, volgens het model van FPIC (2), gaan onderhandelen met de lokale bevolking. Daarnaast zijn binnen Wilmar een comité (3), regionale afdelingen voor duurzaamheid en controlemechanismen opgericht, om te waarborgen dat de principes en criteria voor duurzame palmolie tot op plantageniveau worden nageleefd. Ook de bescherming van biodiversiteit en waardevolle bossen krijgt meer aandacht.

Wilmar is de op één na grootste speler in de internationale palmoliesector (4). Het bedrijf beschikt over 573.000 hectare land en wil de grootste leverancier van palmolie voor de wereldwijde biodieselmarkt worden. Twee derde (370.000 ha) van Wilmars landvoorraden in Indonesië is nog niet ontgonnen en beplant. Milieudefensie is vastberaden om verdere ontbossing, overtreding van milieuregels en de verdringing van de inheemse bevolking door verdere expansie van de palmoliegigant tegen te gaan. Anne van Schaik: ‘Milieudefensie zal niet alleen Wilmar, maar ook andere grote palmoliebedrijven blijven controleren met behulp van haar lokale partners.’