Op welke manier beïnvloedt de economische groei van Nederland de welvaart in armere landen op het zuidelijk halfrond? Dat gaat prof. dr. Jan-Pieter Smits onderzoeken. Smits, hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), krijgt voor dit onderzoek een NWO-subsidie. Deze eervolle toekenning valt samen met de verlenging van zijn hoogleraarschap aan de universiteit.

Groei welvaart

Het grootste succes van vijf jaar hoogleraarschap noemt Smits de verschijning van het boek ‘De kwetsbare welvaart van Nederland, 1850–2050’, dat hij samen met drie collega’s schreef. ‘Daarin onderzoeken we welke stappen Nederland gezet heeft op weg naar economische groei en welke gevolgen dat had voor onze welvaart in brede zin.’ Smits is senior statistisch onderzoeker en projectleider van de monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals (SDG’s) bij het CBS en sinds 2016 hoogleraar Quantification of Sustainability aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).* Hij beschrijft in het boek hoe de groei van de economie in Nederland tot de jaren zestig van de vorige eeuw gelijk opging met de groei van de welvaart. ‘Daarna kreeg de economische groei grote negatieve bijeffecten. We hebben gekeken naar de patronen die daarbij ontstonden en de momenten waarop we onszelf klem zetten. Daaruit proberen we lessen te trekken voor de toekomst. De economische geschiedenis kan ons veel leren.’

Globalisering heroverwegen

Rond 1900 was onze economie behoorlijk circulair, zegt Smits. ‘Maar sinds 1960 is die lineair te noemen. Dit betekent grofweg dat we grondstoffen verzamelen, producten produceren en die vervolgens weggooien als afval. Tevens worden hierbij veel vervuilende stoffen uitgestoten. Die lineaire economie is ontstaan doordat we te veel troep produceren, bijvoorbeeld plastic, maar ook door de globalisering, waardoor grondstoffen en halffabricaten de hele wereld over reizen. Om de economie duurzamer te maken, moeten we niet alleen duurzamer produceren maar ook het niveau van globalisering opnieuw bezien.’ Over de noodzaak daarvan is Smits duidelijk: ‘De wal zal het schip keren. We kunnen niet op deze voet door gaan. Dat zien we aan de gevolgen voor het klimaat maar ook bijvoorbeeld aan het feit dat we steeds vaker in een situatie komen dat grondstoffen niet leverbaar zijn uit het buitenland. Vaak is het duurder om producten uit de regio te gebruiken, maar milieuschade kost óók geld.’

Burgers en politiek

Smits legt uit dat de verzuiling die Nederland tot de jaren zestig kende ook voordelen had. Het zorgde voor een logische verbinding tussen de politieke elite en haar achterban. Smits: ‘De ontzuiling leverde vrijheid op. Maar als we de transitie naar een duurzame wereld willen laten slagen, moeten we op zoek naar een manier om de verbinding tussen de politiek en alle burgers opnieuw tot stand te brengen.’ Neem de transitie naar een koolstofarme economie. Die verloopt deels via technologische ontwikkelingen, deels via de institutionele weg. ‘De politiek moet de bevolking het nut van de transitie laten inzien. Maar dat lukt nog niet goed. Daardoor ontstaat onvrede en wantrouwen, mensen die denken: waarom moet ik hieronder lijden?’

Aandacht voor verliezers

De geschiedenis leert ook dat het belangrijk is dat politici en beleidsmakers aandacht besteden aan de verliezers van de duurzaamheidstransitie. ‘Dat zie je nu bij het stikstofdebat. De boeren verliezen, maar wat krijgen zij terug? Het kan nuttig zijn om te zien hoe dat in het verleden is aangepakt. Een heel succesvol voorbeeld is de Twentse textielindustrie. Die werd in de vorige eeuw weggevaagd door de opkomst van de textielproductie in lagelonenlanden. We verwachtten toen een massawerkloosheid maar die bleef uit. Medewerkers zijn geschoold in de machinebouw en in Twente worden nu onder meer textielmachines gebouwd voor het buitenland. De sluiting van de Limburgse mijnen is daarentegen een somber voorbeeld van een transitie in het verleden.’

Uitruil van welvaart

Met de NWO-subsidie, die Smits aanvroeg samen met prof. dr. Johan Schot van de Universiteit Utrecht, gaat hij onderzoek doen naar de wisselwerking tussen de Nederlandse economie en de zogenoemde Global South, het armere zuidelijke deel van onze aardbol. In dit onderzoeksproject werken CBS, TU/e, Universiteit Utrecht en Universiteit Wageningen nauw samen. Smits: ‘We willen weten op welke manier de groei van de Nederlandse economie in de afgelopen 120 jaar invloed had op de economieën in die armere landen, waaruit Nederland veel importeert. Die handelsspecialisatie is diep geworteld in ons koloniale verleden. Samen met Frank Veraart (onderzoeker TU/e) onderzoek ik hoe de bestaande relaties zijn gegroeid en hoe Nederland de handelsvoering moreel en ethisch beter kan aanpakken.’ Het onderzoek bestaat onder andere uit twee detailpromotiestudies naar de Nederlandse invoer van metalen en plantaardige olie en vetten. Een postdoc is aangesteld om, deels vanuit het CBS, kwantitatief onderzoek te doen naar de handel in producten met de Global South. Smits: ‘Aan het eind van het onderzoeksproject organiseren we een policy workshop voor beleidsmakers en politici.’

Mondiaal meetsysteem

De VN nodigde Smits onlangs uit om te onderzoeken hoe de Nederlandse manier van meten in de monitor internationaal kan worden ingezet. Smits: ‘Daarmee komt mijn werk bij het CBS en de universiteit samen. We benaderen welvaart tot nu toe vooral met een westerse blik. Ik wil graag nagaan hoe de Global South zelf kijkt naar het begrip welvaart en deze inzichten vervolgens opnemen in een gestandaardiseerde mondiale manier om brede welvaart te meten. Dat kan ook een verrijking opleveren voor de eigen monitor brede welvaart van het CBS.’

* De uitspraken die prof. dr. Jan-Pieter Smits in dit interview doet zijn gedaan vanuit zijn hoogleraarschap aan de Technische Universiteit Eindhoven