De Raad van State heeft vandaag, 24 december, uitspraak gedaan over de afwijzing van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van de aanvraag van Yara Sluiskil voor een natuurvergunning voor haar bedrijfsactiviteiten in Sluiskil. Yara Sluiskil heeft de natuurvergunning aangevraagd vanwege de mogelijke negatieve effecten van haar activiteiten op de omliggende Natura 2000-gebieden ‘Canisvliet’ en ‘Westerschelde & Saeftinghe’. Een van die activiteiten betreft de ureumgranulatiefabriek.
Het provinciebestuur heeft de aanvraag afgewezen, omdat er geen toename is van stikstofdepositie op de natuurgebieden en er dus geen vergunning nodig zou zijn. Dat wordt een positieve weigering genoemd. Coöperatie Mobilisation for the Environment en Vereniging Leefmilieu zijn het hier niet mee eens. Zij vinden dat het college van gedeputeerde staten van Zeeland met toepassing van intern salderen niet tot de conclusie had kunnen komen dat er geen vergunningplicht geldt. Dat is niet in lijn met het toetsingskader in de ‘18 december-uitspraak’. De Raad van State is tot de uitspraak gekomen dat de hoger beroepen van het college en Yara Sluiskil zijn ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Het beroep van MOB gericht tegen het besluit van 21 maart 2023 is gegrond. Dit besluit is genomen in strijd met artikel 2.7, derde lid, van de Wnb. Het besluit moet daarom worden vernietigd.
Stikstofactivist Johan Vollenbroek, voorzitter van MOB, zegt tegen de krant PZC dat hij denkt dat de uitspraak grote gevolgen kan hebben. „De provincie moet nu wetenschappelijk onderbouwen dat de fabriek geen negatieve effecten heeft op de natuur. Het is maar de vraag of Yara nog een vergunning krijgt. Dat wordt heel interessant.”
Bron: Raad van State
