Sinds de inspanningen van bedrijven op sociaal-ethisch en milieugebied ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen ‘ zijn gaan heten, is de belangstelling ervoor exponentieel toegenomen. Eigenlijk is de term maatschappelijk verantwoord ondernemen een tautologie. Ondernemen is per definitie maatschappelijk omdat bedrijven en ondernemers onderdeel uitmaken van de maatschappij. En geen enkele ondernemer zal toegeven opzettelijk onverantwoord te ondernemen, al kan het resultaat wel onverantwoord zijn, zowel voor de maatschappij als voor de onderneming zelf. Het isniet voor niets dat deskundigen liever spreken van duurzaam ondernemen omdat die term meer de resultatenkant dekt: ondernemen dat niet ten koste gaat van mens, milieu en maatschappij. Maar duurzaamheid doet de meeste mensen vooral denken aan het milieu.

Zowel het kabinet als de Tweede Kamer noemt maatschappelijk verantwoord ondernemen een ‘containerbegrip’. Dat is het niet, maar de woordkeuze verraadt de moeite die beide partijen hebben met de afbakening van het begrip. En zonder duidelijke definitie is het niet helder wanneer de overheid zich mag bemoeien met de consequenties van de bedrijfsvoering als daar geen officiële regels voor zijn en wanneer zij een informatieplicht mag instellen.

Het wetsvoorstel dat vandaag wordt gepresenteerd door GroenLinks en de PvdA is gericht op dat laatste. Uit het wetsvoorstel en de toelichting daarop blijkt dat de indieners, Bert Koenders (PvdA) en Mohammed Rabbae (GroenLinks), zich in de afgelopen maanden goed hebben laten informeren door bedrijven en deskundigen. Zij zijn afgestapt van het idee van verplichte gedragsregels. Het wetsvoorstel is dan ook een compromis geworden tussen regelgeving en zelfregulering. Koenders schrijft in zijn toelichting dat ‘het opleggen van verplichte gedragsregels het proces van maatschappelijk verantwoord ondernemen waarin meer bedrijven zich bevinden alleen maar verstoort’. Het doel van het wetsontwerp is juist het ‘dynamische proces’ te versterken.

De tweede reden waarom de PvdA en GroenLinks hebben afgezien van verplichte gedragsregels, is omdat, zoals Koenders het formuleert, ‘het ook niet zinnig is om gedragsregels te ontwerpen en op te leggen die voor alle bedrijven gelden. Niet ieder bedrijf heeft te maken met bijvoorbeeld gevolgen voor het milieu, mensenrechten of werkomstandigheden’.

De belangrijkste reden voor het wetsontwerp, zo zeggen de makers, is het krijgen van transparantie en daarmee de mogelijkheid om bedrijven aan te spreken op inspanningen op sociaal-ethisch en milieugebied. Niet via aparte sancties, zo wordt benadrukt, maar door gebruik te maken van al bestaande mogelijkheden tot klagen, bijvoorbeeld bij de Ondernemingskamer. De rapportageplicht moet bedrijven ertoe brengen maatschappelijk verantwoorder te worden omdat de externe druk ‘goed gedrag’ stimuleert.

Het probleem van het voorstel is dat bedrijven zelf mogen bepalen wat ze in de openbaarheid willen brengen en daarmee wordt de rapportage-eis wel erg vrijblijvend. Daarnaast geldt het niet voor alle bedrijven, maar slechts voor de bedrijven die al verplicht zijn een jaarverslag te publiceren en opereren in een internationale context. Daarmee kan bijna driekwart van de Nederlandse bedrijven zich onttrekken aan de eis voor informatie over hun prestaties op milieugebied, personeelsbeleid en ethisch gedrag in binnen- en buitenland. Het zijn juist die ondernemingen waar we als burgers meer over zouden willen weten, maar waarvan de informatie moeilijk te verkrijgen is. Het is niet voor niets dat het midden- en klein-bedrijf achterblijft met duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen . Hun gedrag staat nauwelijks ter discussie want zij zijn niet verplicht om de samenleving te informeren. Pas als zich een ramp voltrekt als met S.E.Fireworks en café het Hemeltje, komen de burgers erachter dat bedrijven zich niet aan de regels houden.

Daarmee dringt ook de vraag zich op of een wet voor het verschaffen van informatie omtrent maatschappelijk relevante activiteiten iets toevoegt aan de al bestaande wetgeving. Het wetsvoorstel van GroenLinks en de PvdA bevat geen concrete eisen waarover gerapporteerd moet worden, bijvoorbeeld CO2-uitstoot of het aantal arbeidsongeschikten. Bedrijven mogen zelf bepalen wat ze kwijt willen over hun maatschappelijk gedrag. Wel worden drie gebieden aangegeven waar de rapportage over zou moeten gaan – sociaal, ecologisch en ethisch terrein – en bij elk gebied worden weer een aantal suggesties gedaan, bijvoorbeeld bij sociaal terrein het bijdragen tot daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid. Ook kunnen bedrijven die behoefte hebben aan een handleiding zich baseren op de Oeso-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de regels van de International Labour Organization (ILO).

De zwakte van het wetsvoorstel zit vooral in de definitie van maatschappelijk verantwoord ondernemen . Volgens Koenders betekent maatschappelijk verantwoord ondernemen dat ondernemingen in hun bedrijfsvoering nationale en internationale normen op sociaal, ecologisch en ethisch terrein in belangrijke mate laten meewegen. Dat is geen ondernemen. Dat is een bedrijf normen en waarden – die internationaal kunnen verschillen – meegeven en eisen dat ze zich daaraan houden, want anders worden ze aan de schandpaal genageld.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een bedrijfsstrategie. Het is geen liefdadigheid. Het is geen examen voor goed gedrag. Het is een welbegrepen eigenbelang. Het kan alleen maar slagen als het de prestaties en de winst verbetert en de continuïteit van het bedrijf waarborgt en bevordert. En onderzoek toont aan dat dat zo is. Het is niet voor niets dat de ondernemingen die de eerste stappen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen , dat doen vanuit hun kernactiviteit. Rapportage over sociaal-ethisch en milieubeleid hoort dus thuis in de jaarlijkse (financiële) rapportage van bedrijven, hoe groot of klein ze ook zijn.

Marleen Janssen Groesbeek is redacteur van Het Financieele Dagblad.