De economische groei kan worden bevorderd met ander logistiek beleid. Dit concludeert de Raad voor de leefomgeving (Rli) in het advies ‘Nederlandse logistiek 2040: designed to last’ dat vandaag is aangeboden aan minister Melanie Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu. Als de logistiek goed inspeelt op nieuwe trends kunnen economische kansen worden verzilverd. Innovatie van de stadslogistiek is nodig om aan- en afvoer van een toenemende stroom goederen goed aan te kunnen. Met de invoering van milieuzones door gemeenten, met Utrecht als recent voorbeeld, gaat dat niet lukken. Gemeenten moeten in plaats daarvan uniforme eisen stellen aan leefbaarheid, veiligheid en bereikbaarheid, en de invulling via innovatieve aanbesteding overlaten aan de sector. Omdat het bedrijfsleven steeds vaker grondstoffen uit afval hergebruikt beveelt de raad het kabinet aan om in te spelen op de kansen die daaruit ontstaan. Dat kan door Nederland dé circulaire hub van Europa te maken, met de Rotterdamse haven als regisseur. Beleid gericht op de clustering van bedrijven die gebruik maken van elkaars afvalstromen, verkort de logistieke ketens en verlaagt de bedrijfskosten.

rli011-1_omslag_rapport_logistiekHet aantal vervoersbewegingen in gemeenten neemt toe als gevolg van de groei van e-commerce, retourlogistiek en service- en thuiszorglogistiek. Hier liggen uitdagingen en kansen voor de logistieke sector. Om koploper te blijven moet de Nederlandse logistieke sector deze uitdagingen samen met overheid, wetenschap en bedrijfsleven oppakken. Steden kunnen ondanks de toenemende omvang en complexiteit van de goederenstromen leefbaar blijven door heldere eisen te stellen aan leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid. Het vervoer moet vooral schoon en geluidloos zijn en onnodige vervoersbewegingen moeten worden tegengegaan. De overheid moet hiervoor de randvoorwaarden stellen, maar het bedrijfsleven moet via innovatieve tendering in staat worden gesteld om hier met goede ideeën invulling aan te geven. Een situatie waarin gemeenten elk op eigen wijze invulling geven aan milieuzonering met strikte voorwaarden voor bijvoorbeeld emissies van vrachtwagens, belemmert de innovatie en lost het leefbaarheidsprobleem onvoldoende op. Rijk en provincies hebben een taak om te zorgen dat de aan de logistieke sector te stellen doelvoorwaarden, worden geüniformeerd. 

Steeds meer bedrijven gaan in hun bedrijfsvoering uit van het concept van de circulaire economie. Dit stelt hen in staat om duurzaam en concurrerend te handelen. In de circulaire economie eindigen producten niet meer als afval, maar worden zo lang mogelijk hergebruikt. Dit biedt de Nederlandse logistieke sector nieuwe kansen mits goed wordt ingespeeld op de consequenties die de circulaire economie heeft voor logistieke stromen op mondiaal, nationaal en lokaal niveau.

Op mondiaal niveau geldt: hoe meer controle bedrijven willen uitoefenen op de complete levenscyclus van een product, hoe aantrekkelijker het wordt om dichtbij de klant te opereren. Hierdoor verandert de doorvoerfunctie van Nederland. Door hergebruik en recycling en door dichter bij de klant te produceren zal zowel het volume als de soort van te transporteren goederen veranderen.

De gunstige logistieke uitgangspositie van Nederland biedt kansen om als hub te fungeren, waar aanvoer, retour, recycling en servicestromen van Europa worden gestroomlijnd. De Rli adviseert het Rijk om samen met de Rotterdamse haven een programma op te stellen met als doel Nederland en Rotterdam te ontwikkelen tot dé circulaire hub van Europa.

De raad beveelt ten slotte aan om bedrijven die kunnen profiteren van elkaars afvalstromen via actief beleid te stimuleren tot clustering. Hierdoor worden de logistieke ketens verkort en de bedrijfskosten verlaagd. Een goed voorbeeld is Kalundborg in Denemarken waar stoom, verscheidene grondstoffen (bijvoorbeeld zwavel), vliegas en slib door bedrijven worden uitgewisseld. In het systeem werken een olieraffinaderij, een gipsproducent, een farmaceutisch bedrijf, een viskwekerij, een kolengestookte elektriciteitscentrale en de gemeente samen.

Fysieke clustering van bedrijven is niet altijd mogelijk. Daarom is een omslag in het denken over afvalstromen nodig. Reststromen moeten niet langer in de eerste plaats worden gezien als risicovol afval, waarvoor tal van belemmerende regels van kracht zijn, maar als grondstof voor nieuwe producten. De door de raad voorgestelde invoering van het grondstoffenpaspoort is een stap in de goede richting om deze denkomslag te bereiken. Dit paspoort geeft aan welke grondstoffen in een product zitten, zodat die gemakkelijker opnieuw te gebruiken zijn.