Stel, een Nederlandse brancheorganisatie wil de afspraak maken met aangesloten bedrijven om geen zaken meer te doen met een exporteur die kinderen in ‘sweat shops’ laat werken. Een goed initiatief, omdat collectieve commerciële druk veel effectiever is dan de druk van één individuele afnemer. Tien tegen één dat de betreffende branche echter niet tot actie overgaat, omdat het aannemelijk is dat de NMa het uitoefenen van collectieve druk niet toe zal staan, zelfs niet als een duidelijk maatschappelijk belang (uitbannen van kinderarbeid) wordt gediend.

De NMa verliest in haar ijver uit het oog dat ondernemers niet alleen vanwege economische belangen afspraken maken. Onderwerpen van maatschappelijk belang zoals duurzaamheid , standaardisatie, dierenwelzijn of voedselveiligheid zijn juist gebaat bij een collectieve aanpak. Hier profiteert de consument ook van.

Zo heeft de hele levensmiddelenketen voordeel bij afspraken tussen de verwerkers en producenten van groenten en fruit die de duurzaamheid en voedselveiligheid van agrarische producten vergroten. Hetzelfde geldt voor Keten Kwaliteit Melk in de zuivelsector.

Het zijn schaarse voorbeelden, want branches zijn uiterst voorzichtig en weinigen durven de confrontatie met de NMa aan. De voorlopers onder de brancheorganisaties en bedrijven die wel zouden willen, durven eenvoudig weg niet met het argument ‘dat het toch niet mag’.

Die angst is terug te voeren op het feit dat de NMa op het oog niet-economische factoren herleidt tot economische, zoals de kostprijs. Zo kan de NMa vrijwel altijd argumenten vinden voor kartelvorming.

Het is opvallend dat (branche)organisaties en bedrijven die wel afspraken hebben gemaakt over duurzaamheid hier liever geen ruchtbaarheid aan geven, alweer uit angst om de aandacht van de NMa te trekken. Dat is jammer want zonder de voorlopers geen volgers en daarmee stagneert duurzame ontwikkeling.

Waarom stelt de NMa zich zo rigide op? Met een meer soepele opstelling zou de NMa haar bestaansrecht niet verliezen, zo leert de website. Op een totaal aantal van vierhonderd uitspraken zijn er slechts enkele tientallen die gaan over niet-economische belangen. Evenmin kan de houding van de NMa verklaard worden uit juridische beperkingen door wetgevers in Brussel of Den Haag. Zowel Europa als Nederland biedt voldoende ruimte voor een eerlijke afweging tussen duurzaamheid en economie, zo benadrukt ook de SER in een recent advies over de evaluatie van de Mededingingswet.

Het kabinetsstandpunt is op dit punt opmerkelijk. Het maakt voor niet-economische belangen zoals stabiele arbeidsverhoudingen een uitzondering en staat collectieve arbeidsafspraken – cao’s dus – toe. Het spreekt met geen woord over duurzaamheid , hoewel de SER dit nadrukkelijk noemt.

Wij pleiten daarom voor een flexibelere opstelling van de NMa bij afspraken over duurzaamheid . Juist omdat bedrijven in de nabije toekomst zelf overeenkomsten op mededingingsbeperkende elementen moeten beoordelen en de NMa de voorkeur heeft om een opsporingsorganisatie in plaats van een adviesorganisatie te zijn, is er behoefte aan een duidelijk beleidskader. Wij denken aan de volgende randvoorwaarden:

– Maak een tijdelijke (prijs)afspraak mogelijk als een branche of een bedrijf kan aantonen dat een duidelijke winst in duurzaamheid geboekt kan worden.

– Stel een positieve lijst op met niet-economische belangen, zoals duurzaamheid , biodiversiteit, dierenwelzijn, kinderarbeid en dergelijke, zodat branches en bedrijven weten welke onderwerpen in aanmerking komen voor afspraken binnen een branche of tussen bedrijven.

– Maak het mogelijk om voorgenomen afspraken over duurzaamheid op proef te laten toetsen, zodat organisaties in een vroeg stadium weten waar ze aan toe zijn.

Op deze manier kan de NMa een directe bijdrage leveren aan de internationale duurzame ontwikkeling. Juist het feit dat deze ‘strenge meester’ aangeeft wat op dit punt wel en niet mag, zal organisaties stimuleren om de beste van de klas te willen zijn.

Suzanne van der Pijll en Jasja van Ark zijn respectievelijk adjunct-directeur en adviseur bij Schuttelaar & Partners, Adviesbureau voor Maatschappelijke Communicatie.